De rijstsector van Suriname is complexer dan wij aanvankelijk aannamen. Die complexiteit komt niet door de rijstbusiness in zijn algemeenheid, maar de actoren allemaal die erin betrokken zijn en meer nog wat hen beweegt. Dit laatste vereist toch wel een sociologische studie. We zeggen dit omdat er best wel geconcludeerd zou kunnen worden dat de ketens in de rijstsector de actoren zijn die zelf zorgen voor de ondergang van hun broodwinning. Om concurrerend een grootschalige business te kunnen draaien, vereist karakter en dat missen we in deze sector. We hebben het eerder geschreven en we zeggen het nogmaals: het grootste probleem in de rijstsector is het onderlinge wantrouwen van buren, families en districtsgenoten en de krabbenmentaliteit die er heerst in de sector. Voorts is er bij de actoren zelf sprake van sterk falend leiderschap en non-existente participatie en activiteit van het lidmaatschap. Om uit de problemen van de rijstsector te geraken, moet de rijstboer bereid zijn om buiten zijn kampong te treden oftewel hij moet bereid zijn om zijn hoofd uit de vruchtbare modder te halen. Hard werken en zwoegen zal het Nickeriaanse moesje niet naar Parijs brengen. Daarvoor is vereist dat een aantal geschoolde mannen/vrouwen met denkkracht en nuchterheid genoeg vrije tijd heeft om de belangen te structureren en te komen tot een gedeelde verantwoordelijkheid tussen de ketens in de rijstsector en de overheid. Een waanzinnig groot probleem binnen de rijstsector is het gebrek aan kader, specifiek het gebrek aan sterke vertegenwoordigingen van bijvoorbeeld de boeren. We zien dat recent een nieuwe padieboerenorganisatie is opgericht, wat het aantal brengt op drie. Geen van de drie padieboerenorganisaties kent een sterk bestuur dat bijvoorbeeld een powerpoint-presentatie met statistieken en wetenschappelijk materiaal kan houden voor bijvoorbeeld de LVV-minister, de president/vp, de DNA of een buitenlandse donor. Onze rijstboeren zijn in de ‘rijstvoedselketen’ helemaal op de bodem en zijn het meest kwetsbaar. Daarom is het voor hun van belang om de gemeenschappelijke deler te vinden en de gelederen te sluiten. Schreeuwen, rollen op de grond en hongerstakingen zullen de sector nergens naar toe brengen. Rijstteelt is niet de religie van de rijstboeren, het is de boeren niet heilig in die mate. Het is een pure business aangelegenheid. Door deskundigen moet eens goed doorberekend worden wat de overlevingskansen van de zijn met een variabele en reële taakverdeling. Als het een aflopende zaak is, dan moet gekeken worden in de richting van een gefaseerde switch naar een andere benutting van de gronden, eventueel na om- en bijscholing van de boeren. Een deel van de grond kan na een bestemmingswijziging ingezet worden voor bebouwing en bewoning, waaraan de rijstboer als ‘verkavelaar’ profijt moet hebben. De boeren zelf weten niet hoe ze de problemen in hun sector duurzaam kunnen oplossen. Ze hebben nooit een actueel reddingsplan of een strategie gepresenteerd. Ook onze universiteit (FTW: Agrarische Productie) heeft nooit te behoefte gehad om wetenschappelijk te zoeken naar een oplossing voor de rijstsector. Wanneer een probleem in een sector duurzaam aanhoudt, dan kan het zijn dat de participant in die sector de grootste bottleneck is. In het geval van de rijstsector lijkt dat het geval te zijn. Voor een deel is dat te wijten aan een cultureel probleem in Nickerie. De meeste rijstboeren komen uit een sterk agrarische koloniaal achtergrond en het ‘joint familiy systeem’ met aan het hoofd een autoritair ingestelde grootvader die de scepter zwaait over drie generaties. Tegenspraak duldt hij niet, veel onderwerpen zijn taboe, het vragen van ‘waarom?’ is onvoorbeeldig gedrag en discussies zijn uit den boze. De communicatie is eenrichtingsverkeer. Overblijfselen uit dat systeem verhinderen een open communicatie in de boerenorganisaties. De leden van deze organisaties weten niet wat discussiëren betekent en nog minder dat het mag dat men van mening verschilt. Verschil van mening wordt opgevat als een ruzie en dat ziet men bijvoorbeeld ook in de politiek in dit district. Men is gewend aan kuddegedrag, zoals het was in het joint family systeem. De rijstboeren in Suriname hangen als los zand aan elkaar en daarom worden ze niet serieus genomen door de administratie. Als de rijstsector kapot gaat, zal rijst worden geïmporteerd en wellicht zal dat goedkoper zijn en van betere kwaliteit. De consument, de massa, zal daar niet om treuren. We stellen dit vanwege de wijze waarop de rijstboeren en anderen in de keten, ministers de hemel inprijzen en daarna verguizen. Toen onze huidige LVV-minister op de stoel werd gezet, waren Nickeriaanse boeren in een opperbeste stemming: een Nickeriaanse broeder zou al hun problemen voor hen oplossen. Nu roept een exponent van de rijstexporteurs dat deze minister de laan moet worden uitgestuurd. De klachten lijken op die van de directeur van het Rijstorgaan tegen deze minister, die neerkomen op valse beloften, leugens en corruptie. Toen deze Rijstorgaan-directeur zijn punt maakte, kreeg hij de ondersteuning van de sector niet. Nu gaat het om de rijstexporten. De LVV-minister heeft voor de verkiezingen aan zijn broeders in het district waar hij geboren is, beloofd dat regelmatig rijst uit Suriname zal worden geëxporteerd naar Venezuela. Hij, zijn pres en zijn nieuwe paarse partij hadden dat kunnen klaarspelen. Een bepaalde exporteur wist dat het maar bij 1 lading zou blijven en hij pleegde verraad tegen iedereen en alles om als eerste zijn partij te laten exporteren. De lijst van vermeende valse beloften en leugens van de LVV-minister wordt alsmaar groter. Studiegenoten beweren dat het al begon met de wijze waarop onze bewindsman vertrok naar zijn studie-eiland. De minister wil Suriname maken tot een voedselschuur, maar er zijn aan de basis van de productie nul maatregelen genomen om gestructureerd en op schaal tot productie en productieorganisatie te komen.