Uit de pers begreep ik, dat de president op 1 juli, zonder tussenkomst van het parlement het Wapen, zijnde een van de nationale symbolen had gewijzigd. Met informaties uit het “Gedenkboek van het honderd jaar staten van Suriname 1866-1966”, dat onze democratie langzamerhand in zwaar weer terecht komt citeer ik daarom, zegt Emile Wijntuin, oud parlementsvoorzitter. De commissie voor de herdenking van het honderd jarig bestaan van de Staten van Suriname, aan welke commissie de voorbereiding uitvoering van de programmapunten waren toevertrouwd, bestond uit de volgende leden , te weten: Mr. W. Lim A Po (voorzitter), O.W. van Genderen, Dr. R. M. Nannan Panday, Dokter L. Mungra, A.H. Pawiroredjo, Mr. C.D. Ooft, M. G. Sumter en L.N Pahladsing.
Voorzitter Mr. Lachmon, zei in het voorwoord, summier het volgende: “Moge onze volksvertegenwoordiging met de zegen van de Allerhoogste ook na de honderdste verjaardag blijven toenemen in wijsheid en deugd”. “Moge zij zijn een blijvende representante van geheel het Surinaamse volk in al haar geledingen nog meer wordt geïnspireerd tot die gezamenlijke inspanning, welke op den duur ons geliefd Suriname tot grotere welvaart leidt”.
Op de vergadering van 7 december 1959, werd met algemene 18 stemmen aangenomen de landsverordening inhoudende de vaststelling van het wapen, het Volkslied en de vlag van Suriname.
“Uit het voorgaande, ontleed aan het Gedenkboek, leg ik de historie vast , dat de president met zijn initiatief het wapen te wijzigen het parlement gepasseerd heeft, ik verwacht daarom dat de volksvertegenwoordiging onmiddellijk die fout corrigeert. Zolang Suriname de democratie als grondslag heeft is zij verplicht, right or wrong zich aan de regels van haar democratie te houden. Wil Suriname de democratie eerbiedigen dan zal het nieuwe wapen dat nu ongrondwettelijk is, verwijderd moeten worden totdat het nieuwe, krachtens onze grondwet, hersteld zal worden”, aldus Wijntuin.