Beslistermijnen Personeelswet en Bouwwet van 1956

Beslistermijnen Personeelswet en Bouwwet van 1956Genaro Alpin is op vrijdag 10 juli afgestudeerd aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname, studierichting Master Surinaams Recht, en verkreeg hiermee de titel van Master of Laws (LLM), meer bekend als meester in de rechtswetenschappen. Zijn onderzoek was vooral gericht op de beslistermijnen in de Personeelswet en de Bouwwet. In de Bouwwet wordt aangegeven dat het bestuursorgaan twee maanden de tijd heeft om een besluit te nemen op een aanvraag en 30 dagen de tijd heeft om te reageren op een beroepschrift. Daarnaast wordt in de Personeelswet aangegeven dat het bestuursorgaan drie maanden de tijd heeft om een verplichte handeling te verrichten, zes maanden de tijd heeft om uitdrukkelijk te reageren op een ingediend verzoek en drie maanden op een ingediend beklag. Alpin wilde bij het schrijven van zijn thesis vooral nagaan of de beslistermijn altijd in acht wordt genomen bij de afhandeling van een aanvraag- en of beroepschriftprocedure zoals bepaald in de Bouwwet en de verzoekschrift-, beklagschrift- en beroepschriftprocedure in de Personeelswet.
Middels het analyseren van krantenartikelen heeft Alpin geprobeerd een illustratie te maken van de praktijksituatie wat betreft de beslistermijnen in de Bouwwet. Hij kwam tot de conclusie dat het vaker voorkomt dat het bestuursorgaan, in casu de minister of de directeur, het in de meeste gevallen nalaat om zich te houden aan de wettelijke beslistermijn. Wat betreft de Personeelswet kwam hij onder andere met behulp van het vonnis Kaersenhout vs Suriname tot de conclusie dat het bestuursorgaan kennelijk wel op de hoogte is van de beslistermijnen, maar het toch nalaat om deze in acht te nemen. Het niet in acht nemen van beslistermijnen heeft als gevolg dat er fictieve beschikkingen ontstaan. In de doctrine wordt aangegeven dat fictieve beschikkingen vergeleken kunnen worden met denkbeeldige besluiten. Het bestuursorgaan welke binnen een bepaalde termijn een besluit zou moeten nemen, heeft dit nagelaten.
Als wordt gekeken naar de Bouwwet, dan kan gesteld worden dat indien het bestuursorgaan zich niet houdt aan de wettelijke beslistermijn, dat er dan een fictieve positieve beschikking ontstaat. Dit houdt in dat van het bestuursorgaan geacht mag worden, dat het een positief besluit heeft genomen. In de Personeelswet onstaat er in het laatste geval een fictieve negatieve beschikking, als het bestuursorgaan geen besluit neemt binnen de wettelijk vastgestelde beslistermijn. Als het bestuursorgaan binnen een wettelijke vastgestelde termijn geen besluit neemt, dan mag van het bestuursorgaan geacht worden, dat het besluit negatief is. De positieve fictieve beschikkingen hebben als nadeel, dat het algemeen belang gevaar kan lopen of dat de belangen van derden geschaad kunnen worden. De belangen van derden worden niet als zodanig beschermd in de Bouwwet. Alpin kwam verder totde conclusie dat het bestuursorgaan, de wettelijke beslistermijn niet altijd in acht neemt. Hij gaf verder mee dat Nederland, de in Suriname geconstateerde problemen voor wat betreft het niet in acht nemen van de beslistermijnen, heeft opgevangen door uniforme regelingen op te nemen in de Nederlandse Algemen wet bestuursrecht (Awb). Hij gaf daarom ook als aanbeveling mee, dat het wenselijk is dat er ook in Suriname uniforme regelingen worden opgenomen in een Surinaamse Awb of termijnwet. Daarnaast stelt hij ook voor dat er een dwangsomregeling wordt opgenomen. Indien het bestuursorgaan zich niet houdt aan de wettelijke beslistermijn, dan heeft de belanghebbende middels zo een regeling, de mogelijkheid om een dwangsom te eisen van het bestuursorgaan. Daarnaast stelt hij voor dat er ook een regeling wordt opgenomen dat het bestuursorgaan, na publicatie van de fictieve positieve beschikkingen, alsnog de mogelijkheid krijgt om binnen een bepaalde termijn, nadere voorschriften te verbinden aan voornoemde beschikkingen of de beschikking kan intrekken als het algemeen belang bijvoorbeeld dusdanig in gevaar komt. Hij geeft ook aan dat het wenselijk is dat er op de diverse ministeries speciale commissies worden ingesteld, die erop moeten toezien dat de verzoekschriften, beklagschriften, aanvragen en beroepschriften binnen de wettelijk beslistermijn worden afgehandeld. Dit zal onder andere voor rechtszekerheid zorgen aan de zijde van de belanghebbende. De belanghebbende weet dan binnen welk termijn, hij een besluit van het bestuursorgaan mag verwachten. Hij geeft verder aan dat het slechts voorstellen zijn en dat een haalbaarheidsonderzoek vereist is, indien men overgaat tot het overnemen, incorporeren danwel verder uitwerken van de voorstellen. Middels een haalbaarheidsonderzoek moet onder andere worden aangetoond of dergelijke voorstellen wel gaan werken in Suriname en waar eventueel nadere regelingen wenselijk zijn.

error: Kopiëren mag niet!