BEP-assembleelid Ronny Asabina waarschuwt voor een free for all situatie bij de overname van de Afobakadam door Suriname. Hoewel het aan de vooravond van de verkiezingen beslist geen wijs besluit zou zijn om de dam over te nemen, hoopt hij niet dat de besprekingen in een kleine kamer worden gehouden door een kliekje invloedrijke mensen. De politicus vreest ervoor dat er ‘kapers op de kust zijn die slechts erop uit zijn om eigen voordelen hieruit te halen, waarbij het belang van de natie volledig op de achtergrond wordt geplaatst’.
Asabina waagt het niet om een uitspraak te doen of het wel een verstandige keuze zal zijn om de dam over te nemen. Hij hoopt dat het parlement genoegzaam hierover wordt geïnformeerd. ‘Er moeten duidelijke overwegingen zijn, waarbij de Staat zich heeft laten informeren door objectieve deskundigen en geen personen die erop uit zijn om eigen voordelen hieruit te halen. We moeten weten van waar het geld geleend zal worden, of het wel rendabel is om het project te draaien. Al deze zaken moeten eerst uitvoerig in het parlement worden besproken.’
Asabina betwijfelt dat er sprake zal zijn van transparantie. ‘Want illegaliteit schijnt tot norm verheven te zijn. Het stinkt van alle kanten.’ De huidige eigenaar van het stuwmeer, de Suralco, zou de bewoners van Brokopondo en omgeving tijdens een krutu op het Ananistrand expliciet hebben aangegeven dat het hen ten strengste verboden is om goud te winnen op het stuwmeer. De harde realiteit geeft weer dat er meer dan tien kolossale skalians actief goud winnen op het stuwmeer. Deze skalians zijn afkomstig van de sociale omgeving van de zittende beleidsmakers. Asabina vraagt zich hierbij af wie voor de gek wordt gehouden. ‘En waarom de commissie die zich moet bezighouden met de ordening van de goudsector met lede ogen moet staan toekijken en niet kan optreden.’ De politicus verduidelijkt dat er duidelijk sprake moet zijn van diepgewortelde belangen.
Dat er in een kleine kamer wordt vergaderd met een kliekje van invloedrijke mensen, heeft Asabina met de huidige beleidsmakers ervaren. Zo is door de president een presidentiële commissie ingesteld, bestaande uit Marc Waaldijk, Dillip Sardjoe en Gillmore Hoefdraad over de verdere ontwikkeling van de bauxietindustrie. Asabina die deel uitmaakt van de parlementaire commissie, zegt dat de commissie slechts twee keren is geïnformeerd door de presidentiële commissie. Daarna werd het muisstil, hoewel de presidentiële commissie diverse keren naar het buitenland is afgereisd om gesprekken te voeren. Tegen alle principes van goed bestuur en verantwoordelijkheidsbesef in, wordt de parlementaire commissie vierkant gelaten zonder geïnformeerd te worden wat de ontwikkelingen zijn. Via de informele weg moet de parlementaire commissie aanhoren wat de recente ontwikkelingen zijn.
Als soortgelijk voorbeeld haalt Asabina aan de indiening van de Amnestiewet. De initiatiefnemers hielden slechts een informatiesessie. Parlementsleden hadden geen inbreng bij de totstandkoming van deze wet. Zij moesten slechts zitten en aanhoren dat er een Amnestiewet op tafel lag om behandeld en aangenomen te worden ‘voor de kwijtschelding van verdere rechtsvervolging van daders en moordenaars van de 8 Decembermoorden’.
Asha Gajadien-Bhagwat