‘Ook al hebben assembleeleden de leeftijd van 55 jaar nog niet bereikt, nadat ze twee zittingstermijnen hebben gefunctioneerd als assembleelid krijgen ze onmiddellijk pensioen uitgekeerd. De pensioen bedraagt 100% van hun bezoldiging. Dit is gelijkgesteld aan het maximumsalaris van een onderdirecteur van een departement. Het maximumsalaris van een onderdirecteur bedraagt bijkans SRD 7.000’, aldus de ruwe schatting van politiek analist Hardeo Ramadhin. Hij verduidelijkt dat de regelgeving omtrent pensioen bij volksvertegenwoordigers zo in elkaar zit. ‘We kunnen onmogelijk boos op ze worden dat hoewel parlementariërs geen kwartje aan pensioen storten, ze toch een riant pensioen hebben’, zegt hij. Maar hij voegt er aan toe dat assembleeleden, zowel van de oppositie als de coalitie, meestal zwijgen over deze materie.
‘Assembleeleden die een volle zittingstermijn van 5 jaren in het parlement hebben gefunctioneerd, krijgen vanaf hun 55ste jaar 50% van hun bezoldiging aan pensioen uitgekeerd. Volgens een ruwe schatting zou dit SRD 3.500 bedragen’, stelt Ramadhin. Een assembleelid dat vier zittingstermijnen of meer heeft gewerkt als assembleelid, krijgt een pensioen dat even groot is als een assembleelid dat twee termijnen heeft gezeten als volksvertegenwoordiger.
Ramadhin maakt de vergelijking dat de pensioenregeling van volksvertegenwoordigers meer is ten opzichte van ambtenaren. Bij de overheid is als regel dat een ambtenaar pas pensioen ontvangt wanneer hij de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en 35 dienstjaren heeft. Jaarlijks wordt 2% gestort aan pensioenpremie. Indien zich een geval voordoet waarbij een ambtenaar de leeftijd van 55 jaar nog niet heeft bereikt maar al 35 dienstjaren heeft, moet in zo een geval de ambtenaar wachten totdat hij 55 jaar oud is om zijn pensioen te kunnen ontvangen. Ook geldt als regel dat het maximum van 70 % van de bezoldiging uitgekeerd wordt als pensioen.
‘Het huidige parlement is bezig met een conceptwet waarbij assembleeleden die 4 jaren hebben gefunctioneerd, een pensioen kunnen ontvangen.’ Ramadhin benadrukt dat volgens de wetgeving, assembleeleden een volle zittingstermijn van 5 jaren moeten doorstaan om na hun 55ste jaar een pensioen van 50% van hun bezoldiging te ontvangen. Assembleeleden die in de periode van de telefooncoup tussen 1987 en 1991 en assembleeleden in de periode 1996 tot 2000 maar één zittingstermijn als volksvertegenwoordiger hebben gefunctioneerd, krijgen geen cent aan pensioen. Volgens Ramadhin is het beslist niet verbazingwekkend dat de huidige regering een of andere ‘boropasi’ voor al deze politici willen creëren, zodat ook zij een graantje aan pensioen kunnen meepikken.
Asha Gajadien-Bhagwat