Elke natuurramp die zich, ongeacht de omvang en ernst daarvan, ergens voordoet en schade aanricht of mensenlevens kost, wekt in een beschaafde samenleving een gevoel van betrokkenheid daarbij los. Zelfs in primitieve vormen van leven op een bepaald grondgebied ergens in de wereld zal een rampspoedige gebeurtenis allicht ertoe leiden dat mensen ter plaatse elkaar tot steun en toeverlaat zijn. In hoeverre de regeringsleider erin slaagt de recente damdoorbraak te Weg naar Zee in het district Wanica naar behoren te doen herstellen, betreft volstrekt niet de inspanning van een enkeling. Wat de regeringsleider als persoon in dit verband verder zal doen, is voor de weldenkende burger niet het primaire aandachtspunt. Het gaat hier immers om een kwestie, waarbij de totale samenleving ten nauwste betrokken is. De kwestie van het maritieme grensgeschil met Guyana staat genoteerd als recente geschiedenis. Over de mate van onze destijds getoonde solidariteit daarbij moeten wij ons nog steeds schamen. Een groep burgers die op basis van wetenschappelijke discussies over het vraagstuk in kwestie schriftelijke aanbevelingen aan de toenmalige regeringsleider deed, werd tijdens een toespraak van de gezagsdrager in het parlement getrakteerd op een compliment, waarbij het gepresenteerde adviesrapport voor ondeugdelijk werd versleten. Een bejegening die overigens karakteristiek kenmerk is van de wijze waarop bij ons personen in de politiek met burgers omgaan. Onlangs hadden wij onze volgende testcase. Een deels weggeslagen zeewering met veel schade en veel ongerief voor gebiedsbewoners. Wat gebeurt vervolgens? Aan het woord komt een voormalige minister, destijds verantwoordelijk voor infrastructuur en publieke nutsvoorzieningen. De eerste klap wordt daarbij ook meteen uitgedeeld: de zittende regering heeft gefaald in het onderhoud van een destijds aangelegde kleidam. In woorden van gelijke strekking heeft de gewezen bewindsman zich recentelijk uitgelaten. In zijn ijver de regering als hoofdschuldige in deze kwestie aan te merken, begaat de ex-minister de onhandigheid zichzelf tegen te spreken. Waar gewezen minister G. Kandhai in eerste instantie zijn opmerking maakt dat geen mens opgewassen is tegen natuurverschijnselen, waaronder het opkomende zeewater en de hoge golven, volgt zijn contraire denkwijze dat de damdoorbraak het gevolg is van slecht onderhoud van een kleidam (DBS-editie van 21 februari). De volgende onbegrijpelijke verklaring van genoemde ex-bewindvoerder, is dat het onderhouden van een ooit aangelegde dam te Weg naar Zee geen prioriteit genoot van het huidige regime. Zelfs de leek op het gebied van civiele werken en waterbouwkunde zal allicht kunnen inzien dat het in stand houden van een provisorische kleidam als zeewering nimmer prioritaire aandachtpunt van een toekomstgericht beleid zal kunnen zijn. Immers, kleigrond kan als hulpmiddel tegen beukende zeegolven hooguit als kortstondige noodoplossing aangemerkt worden. Klei is ten enen male geen panacee voor beton. Een inzicht dat geen academische graad vereist. Dam en dijk als begrippen verschillen hemelsbreed. Hoogste prioriteit zal nu inderdaad het aanleggen van een solide bescherming van de kuststrook tegen de oprukkende zee moeten wezen, en liefst geen aarde en hout meer als surrogaat voor het juiste materiaal. Dat ergens een ontwerp van een volwaardige zeedijk verscholen ligt, is in het licht van de werkelijkheid van nu niet interessant. Bestuurders uit het verleden die naar eigen zeggen een solide staatskas als zichtbaar succes hebben overgedragen aan een opvolgend regime dienen zich ook rekenschap te geven van het feit dat meerdere regeerperioden, hen gegund, niet hebben geresulteerd in een deugdelijke bescherming van de Surinaamse kust of in het begin van nieuwe vegetatie als natuurlijke bescherming. Het waren immers onze ‘voorspoedige tijden’, waardoor elk excuus voor deze omissie mank gaat. De huidige regering heeft bewoners van het getroffen gebied te Weg naar Zee de nodige steun toegezegd. De recente opmerking van een assembleelid, dat geleden schade te Commewijne als gevolg van eerder ondergelopen gebieden eveneens vergoed dient te worden door de overheid, is zeer afkeurenswaardig, aangezien hierdoor kennelijk misbruik gemaakt wordt van een recent voorval, dat evengoed het begin kan zijn van wat ons als volk nu te wachten staat. In 1953 hebben Surinaamse burgers zich solidair getoond met de rampzalige dijkdoorbraak in Zuid Nederland, waarbij 1800 mensen zijn verdronken. Ook scholieren hebben hun centjes daaraan opgeofferd. Anno 2015 moeten wij ervaren dat personen uit ons midden politiek munt trachten te slaan uit een natuurramp ergens in Suriname. Geen oppositielid heeft gemeend de getroffen burgers een hart onder de gordel te moeten steken of de regering in deze kwestie enigszins moreel te ondersteunen. Ook dit is een omgangsvorm. Politiek in Suriname cultiveert haat en vijandschap. Het in de schoot geworpen geld voor vijf maanden plichtsverzaking als schenking aanbieden aan slachtoffers van de recente damdoorbraak zou leden van de Nationale Assemblee nog enige oppoetsing van hun beschadigde ambtseer opleveren.
Stanley Westerborg
[email protected]