Dit is de geschiedenis van de Marrons in een notendop. 18de eeuw: ontsnapping en succesvol verzet tegen de slavernij op de plantages in Suriname. Eind 19de eeuw: afschaffing van de slavernij, een vreedzaam en onafhankelijk leven in stamverband in het binnenland, nobele wilden die tevreden zijn met hun lot. Eind 20ste eeuw: een tumultueuze ‘terugkeer’ naar de verwesterde stad. Begin 21ste eeuw: integratie. Wat volgt is een korte uitweiding over de eerste en de laatste periodes. In de 18de eeuw waren de Bosnegers een chronisch probleem voor de nederzettingen van de Hollanders. De ontsnapte slaven overvielen de Hollandse nederzettingen. Plantages werden in brand gestoken en de blanken werden afgeslacht. De blanken vluchtten in paniek naar Paramaribo en al snel kwam de hele plantage-economie aan de rand van de afgrond door de terreur van de opstandige Bosnegers. De blanken hadden geen andere keuze dan verdragen sluiten met de Bosnegers, met als uitkomst: geen aanvallen meer en terugsturen van nieuw ontsnapte slaven in ruil voor wapens en voorraden. De Bosnegers hebben dus met succes hun onafhankelijk bestaan in het binnenland verdedigd, zodat er sindsdien zes stammen in het binnenland leven. In Suriname herwonnen ze de vrijheid die ze in Afrika hadden verloren na gevangenneming door vijandige stammen en verkoop aan Europese slavenhandelaren. Hun rebelse droom van de oprichting van een onafhankelijk zwart koninkrijk werd echter wel verpletterd door de koloniale troepen. Als die droom was uitgekomen zou Suriname een nieuwe Haïti zijn geworden. De opstand van de Bosnegers – in de ogen van de Hollanders een vorm van terreur -, heeft tot hun vrijheid geleid, maar anderzijds niet tot de totale ondergang van de kolonie. Een minder leuke noot: dankzij andere slaven die meevochten als zwarte soldaten om de Bosnegers te bestrijden, heeft de slavernij in Suriname het overleefd (of was het niet eerder beëindigd).
De opstandige Bosnegers waren helden, niet omdat ze gevlucht waren. Vluchten uit een slecht bewaakte nederzetting omringd door een reusachtig bos was niet moeilijk. Bovendien waren waarschijnlijk de meesten meteen na aankomst uit Afrika al ontsnapt. En van de Indianen hadden ze waarschijnlijk leren overleven in het bos. Juist omdat ontsnappen gemakkelijk was, moesten de Hollanders verdragen sluiten met de Bosnegers. Ze zijn helden omdat ze vrijheid verkozen boven de wreedheid en onderdrukking van de slavenhouders, die hun slaven als vee behandelden. Vanaf het einde van de 20ste eeuw, door de ontsluiting van het bos door water-, weg- en luchtwegen, de binnenlandse oorlog en de trek van jongeren naar de stad, werd Paramaribo overspoeld door Marrons. Dit kon niemand zijn ontgaan in Paramaribo. Aan de ene kant zijn ze zelfbewust, extravert en houden ze van feesten en plezier maken. Aan de andere kant is er relatief veel criminaliteit onder deze groep. Percelen werden gekraakt. Getto’s werden gevormd. Het aantal tienermoeders en alleenstaande moeders is hoog. De afhankelijkheid van de overheid is groot. Sommige individuen weten niet dat de slavernij in Suriname allang is afgeschaft. Ze komen op rooftocht naar de stad en vluchten met de buit het bos in. Daar zijn ze ongrijpbaar voor de lange arm van het gezag. Vooral Chinezen en Hindostanen zijn slachtoffer geworden. Dit gaat vaak gepaard met verminking en mishandeling, en soms zelfs met de dood. De daders vluchten niet vanwege onrecht en wreedheid, zoals hun heldhaftige voorouders, maar uit angst voor politie en justitie. Overigens, de hardwerkende Aziatische Surinamers hebben de Marrons (of bij uitbreiding de Afro-Surinamers) niets aangedaan om zo beroofd en mishandeld te worden. Niet zij hebben hun voorouders afschuwelijk verminkt, in stukjes gesneden en langzaam levend verbrand. De 18de-eeuwse wraakzucht en haat tegen de slavenhouders valt te begrijpen. Maar de Aziatische Surinamers hebben hun eigendom of rijkdom (buit in de ogen van de ander) met eigen inspanning verdiend. Haat en mishandeling zijn misplaatst.
Net als met slavernij in het verleden mogen we criminaliteit niet ervaren als iets vanzelfsprekends dat hoort bij het leven net als pijn en dood. Iets waar alleen gevoelige mensen over klagen. Zoals we woedend zijn over de sadistische wreedheden van de slavenhouders, zo moeten we ook woedend zijn over de sadistische brutaliteit van de criminelen. De meest strenge politieke en juridische maatregelen moeten worden genomen om de zware criminaliteit te bestrijden en te voorkomen. Zware criminaliteit kan niet voldoende bestreden worden als er binnen de Marrons niet streng wordt opgetreden tegen criminaliteit, vanwege trouw, groepsbelang en misschien ook haat tegen bepaalde groepen. Wanneer prominente politici, die lijken op Marrons, het probleem van de criminaliteit bagatelliseren en onvoldoende compassie tonen met het leed van de slachtoffers, en wanneer zelfs het idee van ‘onbesproken gedrag’ als voorwaarde om te kunnen werken bij de politie overboord wordt gegooid, dan mag geen vooruitgang worden verwacht in de criminaliteitsbestrijding. Het is ook teleurstellend om in de krant te lezen hoe sommige prominenten Marrons proberen te vergiftigen met haat tegen andere groepen.
Een ander fenomeen waar we liever onze ogen van afwenden, zijn de ‘mierenhopen’ genaamd Devisbuiten (Texas), Sunny point, Wit Boiti. Het gezag wordt daar met stenen bekogeld. Gronden worden lukraak ingepikt en daarop worden hutjes gebouwd met oud hout en roestige zinkplaten om in te wonen. Maar de grond is eigendom van een ander. Licht en water moeten worden betaald. Eten komt niet uit de lucht vallen. Kinderen moeten naar school. Alles kost geld in de stad. Ook hier zien we weer de 18de eeuw: verzet, vrijheid en overleving. Maar nu is geen sprake van racisme of slavernij. Het is chaos door wanbeleid, corruptie en ophitsing.
Marrons zijn gewoonlijk nobel van aard. Het zijn onze broeders en zusters, we houden van ze, en we willen niet dat ze anders worden behandeld. De overheid moet zorgen voor goed onderwijs, gezondheidszorg en werk in het binnenland, zodat de behoefte om naar de stad te trekken minder wordt. In de stad moeten kinderen goed gevoed en goed gekleed naar school gaan en na school goed worden opgevangen. De ouders moeten worden geholpen aan een solide basis door productief werk (wat iets anders is dan een loze aanstelling als ambtenaar), zodat ze in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. Maar verandering moet vooral van binnenuit komen: betere gezinsplanning en met meer toewijding zorgen voor gezin en familie. Wachten op die zwarte Jezus die komt strooien met geld en goederen is niet de oplossing. Leven op kosten van anderen maakt lui en afhankelijk. Op papier zijn Marrons geen immigranten maar burgers. Maar de heftige opwinding in de ‘mierenhopen’ voelt vaak aan als de rusteloosheid van nieuwkomers. Daarom moet de overheid zorgen voor integratieprogramma’s om de nieuwkomers te helpen aanpassen aan hun nieuwe, verwesterde omgeving in de 21ste eeuw. Dingen worden anders gedaan dan in het bos. Cultuurrelativisme kan ook niet zo ver gaan dat de overheid (de belastingbetaler) honderdduizenden srd’s moet bijdragen aan de begrafenissen van stamopperhoofden, die hooguit het gezag hebben over 5% van de Surinamers en misschien voor die groep niet eens voldoende ondernemend en invloedrijk zijn, en die bovendien al een maandelijks salaris genieten van de overheid. Een waardige begrafenis is een familieaangelegenheid en de beloning, evenals de verkiezing van een stamhoofd is een zaak van de stamgenoten.
Goede burgers kennen niet alleen hun rechten, maar ook hun plichten. Ze voelen zich ook verantwoordelijk voor het welzijn van allen. Goede burgers worden niet geboren. Ze worden gevormd door opvoeding, onderwijs en wetten. Practice makes perfect: een burger moet, net als een muzikant of sporter, regelmatig oefenen om goed te presteren. Andere bevolkingsgroepen zijn al honderd jaar bezig om goede burgers te worden. De Marrons krijgen veel minder tijd. Het is een uitdaging voor hen.
D. Balraadjsing