Dagblad Suriname heeft de hand weten te leggen op een stuk waarin duidelijk staat vermeld dat het ureum, de kunstmest die Suriname wordt binnengehaald afkomstig van de Petrocaribe deal, tegen een gereduceerde prijs wordt opgekocht. Ook komt in dit schrijven naar voren dat middels een onderhoud met de CEO van Pequiven (naam van het bedrijf in Venezuela) ten kantore van de Surinaamse ambassade in Caracas is bevestigd dat 2.000 metrieke ton voor Suriname als member country geleverd moet worden onder prijsconditie op basis van het beschikbare quotum per member country. Volgens afspraak kan Suriname 2.000 metrieke ton ureum jaarlijks opkopen. Gesteld wordt dat er fikse kortingen worden gegeven op 2.000 metrieke ton.
Opkopen tegen gereduceerde prijs
In het schrijven staat vermeld dat het zeker wel aannemelijk is dat de 2.000 metrieke ton tegen gereduceerde prijs FOB (Free on Board) in Venezuela is opgekocht. FOB betreft een conditie dat de kosten van inladen in het schip of het vliegtuig in de prijs zijn begrepen. Ook staat in het schrijven aangegeven dat in overleg met de importeur de prijscalculatie op zeer korte termijn moet geschieden. Bij de prijsvaststelling zal rekening gehouden worden met alle kosten waaronder de FOB Venezuela naar CIF (Coast Insurance and Freight) Nickerie, integrale handelingskosten en winstmarge voor de importeur.
Alle beloften van Bouterse ten spijt
Hoewel president Desi Bouterse vlak voor de verkiezingen in 2010 op het Nickeriaanse podium in het Sarnami aan de rijstboeren had voorgehouden dat hij goedkope kunstmest voor hen zou binnenhalen, heeft hij dit nooit kunnen realiseren. Hoewel de condities wel zijn geschapen middels de Petrocaribe-deal om goedkope kunstmest aan de boeren te verkopen, blijkt dat de kunstmest niet goedkoop wordt verkocht aan de rijstboeren. Alle handelingen hieromtrent vinden in een waas van geheimzinnigheid plaats. Aan de rijstboeren wordt voorgehouden dat kunstmest nergens op de wereld goedkoop is, terwijl onderling de buit die voortvloeit uit de Petrocaribe-deal, onder het mom van ‘goedkope kunstmest binnenhalen voor de rijstboeren’, door enkele zwaarwichtige NDP’ers wordt verdeeld. De rijstboeren op hun beurt moeten harder knokken om het hoofd boven water te kunnen houden.
Ureum Petrocaribe is niet goedkoop
Dagblad Suriname sprak met rijstproducent tevens de voorzitter van de Surinaamse Padieboeren Associatie, Harrynannan Oemraw. Ureum van Petrocaribe is niet goedkoop, integendeel bedraagt de prijs van een zak van 50 kilogram SRD 105. Een importeur uit Paramaribo verkoopt een zak van 50 kilogram kunstmest voor SRD 90. Dit is de laagste prijs. Daarnaast is er ook een derde prijs afkomstig van een andere importeur, deze bedraagt SRD 110.
Rijstboeren kunnen niet vechten tegen de bierkaai
‘Wat kunnen we doen?’, stelt Oemraw retorisch de vraag wanneer hij de prijzen van ureum onder de loep neemt. In de meeste gevallen beschikken de rijstproducenten niet over contant geld. Zij zijn dan aangewezen op financiering van de padieopkopers met een rente van 2.5 %. Op basis van de financiering en de rente betalen de rijstboeren in feite SRD 120 voor een zak ureum van 50 kilogram. ‘Van elke importeur krijgen we te horen dat ze het ureum duur opkopen, dat de vrachtkosten duur zijn en dat ze hun USD inwisselen op de zwarte mark’, aldus Oemraw.
Ureumimporteur houdt zijn mond
Dagblad Suriname maakte contact met de importeur die belast is met het binnenhalen van de kunstmest afkomstig van de Petrocaribe, Imro Manglie. Deze gaf de krant geen antwoord op de vraag of het ureum tegen een gereduceerde prijs wordt opgekocht in Venezuela. ‘Ik vind het vervelend, ik ben al moe geworden om het uit te leggen.’ Naar zijn zeggen zou de informatie die hij zou prijsgeven, verkeerd overkomen. Hij verwees ons naar de minister van Buitenlandse Zaken voor de nodige informatie.
Doekhie springt in de bres voor importeur
‘Goedkope mest bestaat niet, laat anderen het proberen’, uitte het assembleelid van de NDP tevens hoofdbestuurslid Rachied Doekhie fel tegenover Dagblad Suriname. Volgens hem zou het binnenhalen van kunstmest uit de Petrocaribe-deal een hoofdpijn betekenen voor de importeur. ‘In Venezuela kijkt men niet eens naar ons om. Wij staan als een bedelaar daar. Wij worden niet eens goed ontvangen op kantoor.’ De hoeveelheid van 2.000 metrieke ton per jaar zou te weinig zijn naar Venezolaanse maatstaven. De boot van Manglie zou volgens Doekhie te klein zijn voor de haven van Venezuela, zodanig klein dat de importeur twee duwboten moet binden aan zijn boot om te voorkomen dat zijn boot niet wegzinkt tijdens het laden van de kunstmest. Daarnaast moet de importeur ook de vaarkosten mee calculeren. Doekhie verduidelijkt dat het binnenhalen van kunstmest veelal meer risico’s met zich meebrengt dan het boeken van forse winsten. Doekhie kon niet aangeven of de kunstmest tegen een gereduceerde prijs wordt verkocht en verwees ons door naar de importeur.
Asha Gajadien-Bhagwat