Dagblad Suriname sprak naar aanleiding van de Corruptie perceptielijst van Transparency International (TI) met de DNA-leden Carl Breeveld en Winston Jessurun. Suriname staat dit jaar op de 100ste plaats op de ranglijst van TI. In vergelijking met vorig jaar is dit een negatieve stijging van 6. “Dat is natuurlijk naar aanleiding van de wijze van het bestuur van het land. Je ziet de zaken van welgemeende corruptie die zijn aangekaart en de incompetentie van de regering of de wil om er iets aan te doen. Van al de zaken die naar voren zijn gebracht en gedeponeerd zijn bij het openbaar ministerie is er niets mee gedaan. Aan de hand van het fiscaal beleid en de openbare aanbestedingen die gehouden zijn krijgen we natuurlijk een beoordeling waarbij wij natuurlijk zullen zakken op die ladder” zegt Jessurun. “Het heeft niet alleen maar te maken met dat Suriname er niets aan gedaan heeft, maar ook met het feit dat sommige landen stappen juist voorwaarts gemaakt hebben in bestrijding van corruptie. Dat betekent dat onze positie daardoor juist beroerder wordt, omdat die landen wel ordening brengen in de financiële en economische aanpak van zaken en Suriname erop achter blijft”. “Dat betekent dat wij de wil niet laten blijken dat wij de dingen anders willen doen”, zegt Breeveld.
Anti-corruptiewet interesseert president niet
Jesserun zegt verder dat het niet verwonderlijk is dat wij 6 plaatsen gedaald zijn. Hij meent dat zolang de regering geen maatregelen treft om de corruptie in te dammen zoals beloofd is, de anticorruptie wet niet in behandeling durft te nemen en internationale verdragen niet tekent, wij geen progressie gaan maken op de ranglijst van TI. “Er zijn meerdere mensen geweest , politieke partijen, maar ook andere instanties die roepen tegen indamming van de corruptie, maar de regering heeft er waarschijnlijk geen oor voor. Het ligt geheel aan ons, hoe wij kijken tegen de aanpak van de corruptie. Na 4 jaar regeren heeft deze regering er totaal niets aan gedaan. Integendeel gaat onze president er gewoon over heen zeggende dat de anti-corruptiewet hem niet eens interesseert”, meent Jessurun. Breeveld zegt dat de resultaten niet hoop gevend zijn. Dat betekend volgens Breeveld voor de toekomst van Suriname geen toelaat, want bestrijding van corruptie is uiteindelijk niet alleen een ethische zaak, maar het gaat ook om het efficiënt gebruik van staatsmiddelen. Breeveld pleegde een terugblik naar de regeringsverklaring waarbij president Bouterse een kruistocht tegen corruptie aankondigde. Die kruistocht van de president is volgens hem een mislukte kruistocht geworden. “Het is zo ferm gezegd tijdens de toespraak van de president dat ik daadwerkelijk geloofde dat het zou gebeuren. Het heeft ons zoveel tijd gekost om de anti-corruptiewet naar het parlement te brengen. Nu is het hier en het wordt maar niet behandeld. Het punt is gewoon de politieke wil en de commitment”, zegt Breeveld. Er is in 1996 een verdrag geratificeerd. Het ligt in de bedoeling dat de landen die zich aan het verdrag hebben gecommitteerd het verdrag opnemen in hun nationale wetgeving. Als land moet je de internationale afspraken die we zijn overeengekomen nakomen. Internationaal wordt nu steeds gekeken naar verantwoord bestuur, behoorlijk bestuur, ondernemerschap. Dus als zelfrespecterend land moeten we eerst daarvoor wettelijke zaken in orde hebben. Verder is het zo dat de anti-corruptiewet een aanzet is voor het bestrijden van corruptie. Er is een noodzaak voor een wet voor behoorlijk bestuur. Daarnaast ook een wet voor openbaarheid van bestuur, want dan pas leg je op de overheid de verplichting om informatie te verstrekken. Vandaag de dag lijkt het alsof er bij het verstrekken van informatie een gunst wordt verleend, maar de overheid is verplicht dat te doen. Alleen is dat nog niet wettelijk geregeld. Wanneer dat alles geregeld is, hebben wij een brede wettelijke basis om zaken goed aan te pakken.