‘Prade woont niet meer hier’. Met deze titel van een 58 minuten durende documentaire, gemaakt door dochter Esther Prade in 1998, kan het Rekenkamerverslag over het jaar 2013 het best worden getypeerd. Dit verslag speelt het safe, de kamerleden en de –voorzitter willen geen ruzie. Ze willen nog op hun stoel blijven zitten, dan doe je liever niets dat je een motie oplevert. Onze Rekenkamer wenst niet in de clinch te raken met de regeerders die de financiële middelen van de Staat uiteindelijk uitgeven. We hebben geen Hans Prade bij de rekenkamer die onverbloemd de relevante zaken kan bekijken, immers ‘Prade woont niet meer hier’. Met hier bedoelen we de Rekenkamer. Kennelijk ligt het geval Hans Prade de functionarissen nog vers in het geheugen, men wil niet verhuizen uit Suriname na een motie van wantrouwen in DNA. Hans Prade was een kritische Rekenkamer-voorzitter. Hij bracht een vernietigend doch niet misplaatst rapport uit over de financiële wandaden van de regering onder het koppel Wijdensbosch-Radhakishun. De kritiek omtrent gebrek aan rechtmatigheid en doelmatigheid van de overheidsuitgaven was een doorn in het oog van de politiek. In DNA diende een aantal DNA-leden in 1997 een motie van wantrouwen in tegen de Rekenkamer-voorzitter, die toen al ongeveer 10 jaar aanzat in die functie. De reden was dat de voorzitter ‘destabiliserend’ bezig zou zijn. ‘Wees geen dief, wees geen leugenaar, wees niet lui’ en ‘Gij zult niet stelen, gij zult niet liegen, gij zult elkander niet bedriegen’ (resp. een oude leefregel van de Inca’s en Leveticus 19:11). In zijn laatste rapport onder ‘Bosje’ stelde Prade dat de regering en haar meerderheidscoalitie in het parlement hadden besloten dat de Rekenkamer geen stukken meer krijgt, waardoor de wettelijk vastgestelde controle op de overheid is weggevallen. Is dat nu weer het geval waarom de Rekenkamer alleen maar denkt aan personele aangelegenheden? Heeft de Rekenkamervoorzitter nu de durf niet om te zeggen dat ze geen stukken meer krijgt? Of, heeft ze de stukken wel ontvangen, maar mist ze de moed om onsmakelijke conclusies te trekken?
In het ca. 40 pagina’s (exclusief bijlagen) tellende rapport worden 25 pagina’s besteed aan personeelszaken zoals aanstellingen, arbeidsovereenkomsten, benoemingen etc. en autorisaties, gratificatie, subsidies, toelagen, overwerk etc.. Op zich heeft de doelmatigheid en rechtmatigheid van de staatsmiddelen niet zozeer te maken met de personele aangelegenheden. Het gaat meer om de miljoenenuitgaven aan openbare werken, aanschaffingen van goederen en diensten en andere bestedingen. Het rapport besteedt 2 pagina’s aan grondbeschikkingen. Voor de rest wordt er geen aandacht meer besteed aan mogelijk bronnen van schending van doelmatigheid en rechtmatigheid. De meest in het oog springende onrechtmatigheid c.q. tekortkoming betreft het feit dat de grondhuuraanvragen geen betrekking hebben op grond die vooraf conform het Decreet Uitgifte Domeingrond was bekendgemaakt. Verder dan deze opmerking komt de Rekenkamer niet. Bij het rechtmatigheidsonderzoek van de overige auditobjecten, met name inkoopbeschikkingen, zijn er geen tekortkomingen geconstateerd door de Rekenkamer. Er zijn van de verschillende ministeries 1.029 inkoopbeschikkingen ontvangen en bestudeerd en comptabel zou alles juist zijn. De vraag rijst of de Rekenkamer alles opgestuurd heeft gekregen. Wat de financiële administratie van de regering betreft, geeft het rapport alleen weer de toestand van de staatsbegroting 2013, de stand van de staatsschuld, subsidies en bijdragen en ontvangsten van de Staat. Wat dit laatste betreft, zegt de Rekenkamer dat de opgevraagde informatie van de gerealiseerde bedragen voor subsidies en bijdragen voor het dienstjaar 2013 ‘tot op heden’ niet was ontvangen van de afdeling Centrale Begrotingsboekhouding van Financiën. Ook de opgevraagde informatie van de gerealiseerde lopende ontvangsten voor het dienstjaar 2013 was ‘tot op heden’ niet ontvangen van Financiën. Wanneer er in Suriname zoveel kritiek is op de overheidsbestedingen, is dat niets anders dan een uitnodiging voor instituten als de Rekenkamer om een aantal uitgaven te onderzoeken. ‘Bij wet wordt ingesteld een orgaan dat tot taak heeft toezicht uit te oefenen op de besteding van de staatsgelden, alsmede controle op het geldelijk beheer van de overheid in de ruimste zin. Het toezicht en de controle zullen worden uitgeoefend zowel op de rechtmatigheid als de doelmatigheid van de besteding en het beheer van de staatsfinanciën’, bepaalt de Grondwet. Dat orgaan is de Rekenkamer. Aan de Rekenkamer is behalve in de Rekenkamerwet, een taak toebedeeld in de Comptabiliteitswet. Van dit instituut wordt verwacht dat het minimaal de grote uitgaven en bestedingen onder de loep neemt. Hans Prade had de wijze waarop ‘de twee bruggen’ waren gefinancierd kritisch bekeken en zijn conclusies getrokken. Die waren niet mooi voor de regering. De omstandigheden zijn nu ook controversieel, maar de Rekenkamer is niet actief op zoek gegaan naar informatie en getracht daarover een uitspraak gedaan. Volgens de Rekenkamerwet uit 1953 is de rekenkamer belast met de besteding der geldmiddelen overeenkomstig de begroting, alsmede de goedkeuring der rekening en ontvangsten en uitgaven en de controle op het geldelijke beheer van de overheid in de ruimste zin des woord. Slappe rekenkamers zijn een grondoorzaak van de groei en bloei van corruptie. Personen die puur voor een leidinggevende functie en een salaris deel zijn of willen worden van de Rekenkamer en de wil en durf niet hebben om formeel kritisch te zijn, zij niet geschikt voor de functie. Het is in elk geval opvallend dat de Rekenkamer voor de vorm een rapport uitbrengt en ongevoelig is voor de kritiek die nationaal als internationaal is op het uitgavenbeleid. Er moet onderzoek zijn waarna men als instituut best wel tot de conclusie kan komen dat alles in orde is. Maar het huidige rapport is te zoetsappig.