De tweede helft van 2013 gaf verbeteringen te zien in de economieën van de ontwikkelde landen, met voorop die van de Verenigde Staten. Door fiscale en monetaire expansie heeft Japan weer economische groei kunnen genereren, na bijna twee decennia van stagnatie. Ook de belangrijkste Europese economieën toonden tekenen van herstel. De grootste opkomende economieën, voorop gegaan door China, ondergingen een vertraging in hun economische groei. Grondstof exporterende ontwikkelingslanden kampten met lagere grondstofprijzen door een lagere wereldwijde vraag naar grondstoffen, maar ook door wijzigingen in voorkeuren, zoals voor goud als beleggingsobject.
Lagere internationale goudprijzen beïnvloedden de goudexport van Suriname tijdens de rapportageperiode negatief. De export van bauxiet en olie groeide weliswaar, maar kon de teruggang niet compenseren. Hierdoor daalden de totale inkomsten uit export. Aangezien tegelijkertijd de binnenlandse vraag naar importproducten toenam, nam het handelsoverschot af; ruim voldoende om het tekort op de lopende rekening te vergroten.
De overheidsfinanciën, die sterk leunen op belastingen uit de mijnbouw, werden negatief geraakt door de verminderende export. De staatsuitgaven bleven zich contra-cyclisch ontwikkelen, waardoor het overheidstekort toenam. Binnenlandse en buitenlandse financiering van het tekort verhoogden de ratio van schuld ten opzichte van het Bruto Binnenlands Product, al bleven deze ruim onder de wettelijke nationale plafonds. Ook volgens de internationale normen bleef de schuld beheersbaar. De internationale grondstofprijzen, die van belang zijn voor de Surinaamse economie, verslechteren grotendeels in de tweede helft van 2013 ten opzichte van dezelfde periode in 2012. De wereld aluminiumprijs nam af, vooral als gevolg van een dalende vraag vanuit China. De goudprijzen bleven in de tweede helft van 2013 dalen, omdat de wereldwijde vraag naar goud verder daalde. De verminderde vraag werd gedeeltelijk veroorzaakt door de verbeterde economische omstandigheden in de VS en andere ontwikkelde economieën. De prijzen voor ruwe olie werden hoger door onrust en geopolitieke spanningen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, die leidden tot een verlaging van het aanbod.
De productie van bauxiet en aluinaarde nam respectievelijk met 3,3% en 0,8% af ten opzichte van 2012. Het exportvolume van aluinaarde nam echter met 7,8% toe, voornamelijk uit voorraden, omdat exporteurs trachtten te profiteren van de bescheiden verhoging van de exportprijs van aluinaarde (van 1,8%). Hierdoor nam de exportwaarde van aluinaarde met 9,9% toe. De vooruitzichten voor aluinaarde blijven op de korte termijn pessimistisch door een wereldwijd aanbodoverschot en een verminderde vraag.
De productie van ruwe olie nam met een bescheiden 3,5% toe. Met een gemiddelde dagelijkse productie van 16.900 vaten in de tweede helft van 2013, kwam de totale ruwe-olieproductie op 3,0 miljoen vaten (tabel 2). Het volume van geraffineerde producten nam met 30% toe tot 1,4 miljoen vaten (gasolie, diesel, asfaltbitumen). In combinatie met een gemiddelde olie-exportprijs van USD 101 per vat, resulteerde dit in een exportwaarde van USD 181 miljoen, een toename van 4,0%.
De belangrijkste bron van liquiditeitscreatie was een snelle groei van krediet aan de particuliere sector, gevolgd door een toename van de netto buitenlandse activa. Kredietverlening aan handel, woningbouw en particuliere consumptie groeide het snelst.
Valuta-interventies voor stabiliteit van de wisselkoers
Lagere exportinkomsten in combinatie met de toegenomen binnenlandse vraag resulteerden in druk op de valutamarkt. De autoriteiten voerden valuta-interventies uit om het vertrouwen in de stabiliteit van de wisselkoers te handhaven. Om de binnenlandse druk verder te verlichten, verhoogden de monetaire autoriteiten de kasreserve verplichtingen voor deposito’s in zowel Surinaamse dollars als vreemde valuta belegd bij de algemene banken.