We zeggen al geruime tijd dat het milieubeleid in Suriname, niet alleen een kwestie is van coördineren van deeltaken, maar daadwerkelijk het accepteren van exclusieve verantwoordelijkheid. In tegenstelling tot de vorige milieuminister stelt de huidige zich wel zodanig op waarbij hij de verantwoordelijkheid niet van zich afschuift. Dat is een goed begin, omdat de milieuproblematiek niet eenvoudig is aan de ene kant en het aan de andere kant niet vaak voorkomt dat ‘accountability’ wordt geaccepteerd door bewindslieden. Nu na lange tijd is er duidelijkheid over de structurering van de milieupoot van het ministerie: er is afgaande van de website van het ministerie eindelijk een directeur en zijn er ook onderdirecteuren. Over de kwaliteit van de invulling van de posten zeggen wij hier niks. Wel willen wij stellen dat vooral als het gaat om het technisch aspect van milieu, het welslagen van het nationaal milieubeleid niet zozeer afhangt van een minister maar van het technisch kader. Wanneer het milieubeleid vastzit dan zijn de meest voor de hand liggende verklaringen gerelateerd aan een onvermogen en/of onwil van het technisch kader of van principieel tegenstrijdige belangen die de minister behartigt. Dit laatste is klaarblijkelijk niet het geval, als de opstelling van de minister naar het milieubeleid wordt geëvalueerd. Het milieuministerie is recentelijk betrokken bij een videoconference om het regionaal standpunt te bepalen over enige actuele milieuvraagstukken. De minister is daarmee nauw betrokken en daardoor ontstaat veel ruimte voor het kader om over te gaan tot implementatie en verdere exploratie, ook op ander vlak. Door het faciliterende klimaat op het ministerie te creëren, is de bewindsman een belangrijk deel van zijn ministeriele verantwoordelijkheid nagekomen. Voor de rest moet de technische invulling getrokken worden door de directeur en de od’s. De eerste versnelling is voor de minister, de tweede van het kader op het ministerie inclusief directieleden. En wanneer zij hun deel hebben uitgevoerd, komt de milieuminister weer aan zet met de derde versnelling vanaf de RvM. Zover zijn wij in Suriname nog niet, we zitten op velerlei vlak nog in de eerste versnelling. Het grootste probleem van de milieuafdeling is dat ze geen stempel kan drukken op de samenleving, ze heeft geen penetratiekracht. De afdeling is niet in staat af te dalen naar het niveau van de doorsnee burger, naar het niveau van het binnenland en het platteland. Een mogelijke oorzaak is het hoger niveau van de buitenlandse conferenties. Daar stijg je naar een hoger niveau, om terug te komen thuis en vanuit jouw niveau naar beneden te beïnvloeden. Dit laatste gebeurt niet.Wellicht zou Milieu van andere afdelingen en stichtingen van het ministerie moeten leren. Want het lukt de stichting die beginnende ondernemers of werkzoekenden met nog geen glo-getuigschrift traint, wel om tot op dat niveau te communiceren, ook als het gaat om ingewikkelde aspecten als de wetgeving. Vanuit de berichtgeving vanuit het ministerie weten wij dat de milieuafdeling vrijwel compleet bestaat uit academici en uit jong kader. Maar het gaat om durf en het ontwikkelen van een maatschappijvisie. Twee onderwerpen waarbij meer verwacht wordt van de deskundigen van Milieu is de zeespiegelstijgingstrategie van Suriname en de problematiek van de vervuiling van ons milieu met name het grondwater in het binnenland. Het mag dan clichématig overkomen maar de media zullen blijven hameren op deze twee punten, waarin het technisch kader van Milieu moet inkomen. Het is onbekend wat wij zullen doen en wat op stapel ligt.
De milieuafdeling zou kunnen afkijken bij Conservation International Suriname. Die lanceert een radioserie genaamd ‘A Kenki Fu A Weer: Wan Tori Fu Un Ala Mala’ op maandag 23 april. Deze serie is bedoeld om binnen de samenleving te penetreren: de 4 radioprogramma’s over klimaatverandering zullen worden gepresenteerd in het Sranan Tongo en het Saramaccaans. De programma’s worden uitgezonden in verband met de viering van de Dag van de Aarde op 22 april. Op deze dag wordt hulde gebracht aan de gunsten die van moeder Aarde wordt verkregen, waaraan dus inherent is de waardering die opgebracht moet worden voor de natuur. In het Sranang Tongo en het Saramaccaans wordt in het eerste programma eerst uitgelegd wat klimaatverandering is en hoe dit doorwerkt en verder kan doorwerken in het leven van de binnenlandbewoners. In de volgende programma’s komen het belang van aanpassing aan klimaatverandering en het nut van bescherming van het ecosysteem aan de orde. In het laatste programma zullen de binnenlandbewoners hun mening ventileren over methoden om het bos op een andere wijze aan te wenden, terwijl tegelijkertijd het bos dient als bron van bestaan.
Naast Conservation International moeten ook de andere milieuorganisaties actiever worden, ook de stichtingen onder het beheer van het ministerie. Maar excellentie op het vlak van milieu moet uitgaan van de afdeling Milieu, die qua capaciteit maar vooral out-put alle andere spelers moet overstijgen. Dat punt hebben wij niet bereikt, ondanks de faciliterende rol die door de betrokken minister is vervuld. Het is aan de deskundigheid om nu wat te laten merken op het stuk van de nationale milieuproblematiek.