Hoewel wij veel sentiment ervaren bij de levensloop van onze voorouders, concentreren wij ons vooral op het vooruitstreven dat wij van onze ouders en voorouders hebben meegekregen. Hierover het volgende. Het gaat om het vooruitstreven, de mobiliteitsdrang die eens behoorde tot onze voorouders die van India naar Suriname gingen en van ons en onze ouders die van Suriname naar Nederland kwamen. Wat hebben we meegekregen van onze voorouders uit India en van onze ouders uit Suriname? Wat hebben we meegenomen naar Nederland? Hoe vertaalt dat zich in de praktijk en welke relatie is er te leggen met parasuïcide en suïcide onder Hindostanen? Dit zijn ingewikkelde vragen waarop iedereen vanuit
zijn of haar invalshoek een ander antwoord zal formuleren. Vandaag deel 3 uit mijn lezing waarin ik mijn visie op deze vragen met u deel.
De migratie ging gepaard met een mobiliteitsstreven. We wilden er allemaal op vooruit gaan, dat was het uiteindelijke doel en dat moesten we waar maken. Maar de eerste taak was een bestaan op te bouwen, wat op zich al een enorme opgave was. De verschillen met Suriname waren groot. Van zandpaden naar snelwegen, van koloniale verhoudingen naar zogenaamde gelijkwaardigheid. In een nieuw land met een andere leefomgeving, ander klimaat, andere gewoonten en een bureaucratie van jewelste.
Bovendien kwamen we in een samenleving die zwaar leed onder een economische crisis. De ontvangst in Nederland was er ook naar. Deze ging gepaard met een ontmoedigingsbeleid en stimuleringsmaatregelen voor terugkeer. Velen konden hun dromen niet waar maken. Zij hadden huis en haard achtergelaten voor een betere toekomst en kregen te maken met enorme
tegenvallers. Zo verliep het niet iedereen, maar zo verliep het wel voor een deel van onze gemeenschap. Anderen lukte het in die jaren om wel successen te boeken, op onderwijsgebied of op de arbeidsmarkt. Deze mensen vormen een voorbeeld voor de hele familie en zelfs de hele gemeenschap. We keken er tegen op: mensen die een baan wisten te verwerven als buschauffeur of als kassier in een winkel. Het was fantastisch. Daar waar de eerste generatie de mobiliteitsdromen maar gedeeltelijk of niet waar kon maken, daar werd van de tussengeneratie verwacht dat zij deze dromen alsnog in vervulling brachten. Het succes van de kinderen zou alsnog de hoge prijs van de migratie goed maken. Een nobele en logische droom van alle ouders. Successen werden zelfs via de Hindostaanse radiozenders gedeeld. Ik herinner mij als
kind nog berichtgeving op de radio over een jongen die slaagde voor zijn havo-examen. Mijn ouders spraken vol bewondering over deze hooggeleerde jongen. De jaren daaropvolgend werd de lat echter steeds hoger gelegd. Uit mijn onderzoek naar onderwijssucces blijkt dat de norm tegenwoordig bij minimaal een hbo-opleiding ligt. Dit is nog niet het niveau waarop
we bewondering voor iemand hebben. Nee, het is de norm. We krijgen tegenwoordig pas bewondering voor kinderen die een universitaire opleiding of promotie behalen. Bij kinderen die na hun opleiding een geweldig bedrijf oprichten en materieel zichtbaar goed boeren. Jawel, de lat is steeds hoger geworden. We willen meer en meer. En waarom? We willen dat onze
ouders trots zijn op ons. Dit alles zet te denken. Ik heb het niet alleen over andere Hindostanen. Ik heb het over jullie! En over mijzelf. Ik ben immers eveneens onderdeel van de Hindostaanse gemeenschap. Compensatie van mijn ouders offers is nooit mijn beweegreden geweest voor de stappen in mijn leven. Zelf heb ik stappen in mijn leven genomen waar mijn ouders in traditioneel Hindostaanse kringen niet over zouden opscheppen. Maar de behoefte om ouders het gevoel te geven dat hun migratie niet tevergeefs was, dat hun offers niet voor niets waren, zit zo diep in onze ‘genen’, dat ook ik tijdens mijn promotieplechtigheid dacht: ‘Ik wou dat ze dit hadden kunnen meemaken’.
Overigens stopt de opgave van kinderen niet bij de opleidingswensen. Alle succesdefinities die we in Suriname hadden, hebben we meegenomen: kinderen weten goed welk perfect plaatje van ze verwacht wordt: huisje, boompje, beestje (het liefst liefst met iemand die door de familie goedgekeurd is), diploma’s, een baan waarvoor je een maatpak moet dragen, kinderen, een mooi huis, een mooie auto en het liefst een keertje op tv verschijnen bij OHM-tv. Kortom: alles wat status en aanzien oplevert. Het is een ware rat race geworden.
In de stille schaduw
In de tussentijd zijn de eerste generatie en de tussengeneratie nog aan het worstelen met verwarrende en/of storende herinneringen aan Suriname. De meesten zijn niet gemigreerd omdat ze het in Suriname zo geweldig hadden. Ze hadden een reden om Suriname te verlaten voor een onbekend en koud land. Zowel de eerste generatie, de tussengeneratie als de tweede generatie zijn bovendien aan het worstelen met hun integratie in de Nederlandse samenleving, het opgroeien in twee culturele settings en het wennen aan een land waarin alle taboes
bespreekbaar gemaakt worden. Deze worsteling vindt veelal in de schaduw plaats. Met het bespreken van kwesties, welke kwesties dan ook, start een bewustwordings- en verwerkingsproces. Oude herinneringen worden uit de twijfelzone getrokken en genormeerd. Wat hoort wel en wat hoort niet? Dezelfde ervaringen worden opnieuw geëvalueerde en opnieuw gedefinieerd. Deze ervaringen creëren door tijds- en omgevingsinvloeden nieuwe issues en vragen: Waarom heb ik mijn moeder niet kunnen beschermen? Waarom was ik niet ouder? Dan hoefde ze dat allemaal niet te ondergaan. Waarom hebben ze dit met mij gedaan? Waarom heb ik dat gedaan? Kon ik het maar terugdraaien. Maar helaas, dat kan niet. Op het waarom van
het verleden vinden we vaak geen bevredigend antwoord, maar we beleven het verleden keer op keer, zonder erover te kunnen spreken. Want in de rat race, de mobiliteitsjacht, moeten we ons imago hoog houden. (wordt vervolgd op vrijdag)
dr. Anita C. Nanhoe