Vanuit een bepaalde hoek uit de Surinaamse politiek wordt constant afgegeven op de voormalige kolonisator Nederland. Soms is de verbittering te volgen en soms weer niet vanwege elk ontbreken van rationaliteit. Een voorbeeld is zo de afkeer die bepaalde Surinamers hebben van het tot nu toe succesvolle Nederlandse elftal op het WK. Het schijnt een modetrend te zijn geworden, een teken van loyaliteit aan de politieke machthebbers en de president, om openlijk de afkeer tegen Nederland uit te spreken. Soms schiet de kritiek op Nederland door en dan hoop je dat de Nederlanders niet naar bepaalde programma’s luisteren. Zo wordt soms gesteld dat Nederland op moet houden om naar Suriname te kijken, omdat de problemen daar veel groter zijn dan hier in Suriname. Ze zouden dus liever naar hun problemen moeten kijken. Dat er problemen zijn in Nederland is buiten kijf, maar dat de problemen gerelateerd aan het welzijnsgevoel van de bevolking (gezondheidszorg, inkomensbescherming, sociale zekerheid, werkgelegenheid, eerste levensbehoeften, huisvesting, veiligheid, impact klimaatsverandering, misbruik staatsmiddelen) groter zijn in Nederland dan in Suriname, lijkt inderdaad behoorlijk te ver doorgevoerd. Uit internationale rangschikkingen die door financiële instituten en internationale waakhonden jaarlijks worden gepubliceerd, blijkt in elk geval niet dat Nederland grotere problemen heeft dan Suriname. Bijna altijd staat Nederland in de gunstige top 10 en bengelt Suriname heel vaak beneden. Nu zijn er weer politici uit bovengenoemd kamp die willen beweren dat deze rangschikkingen niet kloppen, omdat de voormalige kolonisatoren zich laten regelen op de rangschikking. Men zal nieuwe rangschikkingen publiceren met alle landen erop en wij kijken ernaar uit. De grootste coalitiepartij heeft een wetenschappelijk bureau en nu ook onverhinderde toegang tot de data die aanwezig zijn op de verschillende ministeries en kabinetten. Het is nu kijken of het wetenschappelijk bureau maar een rangschikking met op zijn minst 2/3 van het aantal VN-lidstaten (127) heeft. De laatste rangschikking is die van de internationale onafhankelijke onderzoeksorganisatie Fund for Peace (FFP): de Fragiele Staten Index (FSI). De rangschikking geschiedt op basis van feiten en omstandigheden in het land aangaande demografische druk, vluchtelingen en ontheemden, ontevredenheid van groepen, emigratie, onevenwichtige ontwikkeling, armoede en economische ontwikkeling, legitimiteit van de staat, de overheidssector, mensenrechten, veiligheid, bundeling van de elite (in het staatssysteem) en externe (militaire/politieke) interventie. Punten die bij ons te maken hebben met urbanisatie, illegale goudwinning en de rush op goud en innesteling van elites in het staatssysteem en corruptie zetten de positie van Suriname onder druk. De FSI is een rangschikking op zijn kop: hoe hoger gerangschikt hoe fragieler de betreffende staat is. En waar staan Suriname en Nederland ten opzichte van elkaar? Nederland staat weer onder de 178 landen in de meest gunstige staart van 10 landen, waar de staat dus het minst fragiel (kwetsbaar) is. Waarschijnlijk moet het nu weer heten dat de koloniale uitbuiters de zaak hebben gemanipuleerd. De meeste ‘board members’ van de internationale onderzoeksorganisatie hebben een link gehad met de USA overheid, maar de USA staat niet in de staart, wel op de 159ste plaats. Suriname staat op de 109de plaats. De landen worden op basis van de graad van kwetsbaarheid gecategoriseerd in 11 categorieën. Van beneden uit (dus naar graad van verergering) zit Nederland in de 2de groep (duurzame staat), Suriname in de 7de categorie (ernstige waarschuwing). Het verschil is dus enorm, vandaar dat de kwestie van de herstelbetalingen die door de Caricom Staatshoofden officieel is opgepakt, moet worden ondersteund. Het is te vergelijken met een achterstallige loonvordering, die principieel niet moet worden opgegeven. Onze ontwikkeling moeten we helemaal niet ophangen aan de herstelbetalingen, maar wat gerealiseerd wordt is meegenomen voor bijvoorbeeld een stabilisatie- of solidariteitsfonds. Het baanbrekend werk dat door de econoom Armand Zunder is gedaan, zal in deze meegenomen en geadopteerd moeten worden als een Surinaamse bijdrage aan de pogingen van de Surinaamse staatshoofden. Opmerkelijk is dat Suriname sinds 2007 constant stabieler aan het worden is met de grootse groei in score in 2007 en 2009. De groei is er nog, maar wordt vanaf 2010 minder. Vanaf 2007 zat Suriname op de 96ste plaats. Daaropvolgend zat Suriname op de 101ste,103de, 105de (2010, 2011 en 2012) en 106de plaats. In 7de categorie van beneden uit zitten ook Guyana, Dominicaans Republiek en Venezuela. In de gunstigere 6de categorie zitten Belize, Grenada, Jamaica en Trinidad. In de 6de groep zitten Antigua, Bahamas en Barbados. Beter scoren dan geen enkel Caribisch land. Suriname is in het afgelopen decennium geen land met een significante verbetering (Cuba wel) of een sterke verbetering (Barbados, Antigua, Grenada en Trinidad wel), maar wel met enige verbeteringen (samen met Bahamas, Venezuela, Belize en Guyana). Onze veranderingen zijn niet marginaal en er is evenmin een verergering in enige mate. Opmerkelijk is wel dat onze groei sinds 2010 is gestagneerd. Dat valt samen met de komst van een andere regeercoalitie. Urbanisatie en het kraakprobleem, ongelijke welvaartsspreiding, discriminatie, brain drain, werkloosheid en begrotingstekorten, corruptie en effectiviteit van de overheid, gezondheidszorg, onderwijs en internet en mensenhandel zijn punten waarop Suriname nog vooruitgang kan boeken. Suriname moet geraken tot een betere positie. Dit zal betekenen een betere situatie in het land en ook een invloed hebben in de internationale samenwerking. Suriname verdient een betere rangschikking.