Wanneer we terugkijken op de Dag van de Arbeid die gisteren werd herdacht, merken wij dat er kleine en historische vorderingen zijn geboekt, maar dat er ook enorme uitdagingen op ons pad liggen die een complete welzijnsbeleving van het Surinaamse volk en met name de werkende mens ernstig belemmeren. Er zijn in de afgelopen periode enkele belangrijke vorderingen geboekt, waarvoor mondiaal de aandacht wordt gevraagd. Een daarvan is zeker het vorm geven in onze gedachten van een nationaal sociaal zekerheidsstelsel. Er is in het systeem opgenomen een werkgeverspensioen dat kennelijk zal zorgen voor significante (en geen symbolische pensioenen) uit een pensioenfonds, waarin werkgevers en werknemers verplicht bijdragen. Dit staat dus dan los van het staatspensioen bekend als AOV. Dit pensioensysteem is een goed idee, maar moet nog zijn wettelijke en praktische beslag krijgen. In het sociaal zekerheidsstelsel van deze regering moet zeker ook aandacht besteed worden aan werknemers die door anders dan door een ziekte gerelateerd aan het werk (beroerte, verkeersongeval etc..) arbeidsongeschikt worden en niet meer in staat zijn arbeid te verrichten. In het stelsel dient er een uitkeringssysteem te zijn uit een verzekering of een fonds, waaraan werkgevers en werknemers bijdragen. We hebben nu voorts een verzekeringssysteem voor werkende mensen die een arbeidsongeval of een beroepsaandoening oplopen. Aan de preventieve kant schort er veel, omdat er op het veld veel gevaarlijk werk zichtbaar is, waar werknemers zich niet van bewust zijn. De controledienst zegt in de media te maken te hebben met een tekort aan mankracht. Met 70 arbeidsinspecteurs, zoals het aantal vermeld in de media, kan met de internationale norm van 1 op de 10.000 werkers, 700.000 werknemers worden bestreken. Zoveel werknemers zijn er niet in Suriname. De norm ligt bij ons op 1 op afgerond 2.100 werkers als 150.000 personen werken (ABS zegt dat beroepsbevolking in 2011, ca. 145.000 was). Bij ons zou dus sprake zijn van geen onder- maar zware overbezetting. Arbeidsongevallen zijn stijgende in Suriname en dat kan te maken hebben met veel meer economische activiteit, een explosieve bevolkingstoename die participeert aan arbeid, de teruggang van veiligheid in de sectoren, de opkomst van gevaarlijke sectoren en/of een teruggang in de preventieve en controlerende taken van de overheid. Met betrekking tot de beroepsongevallen en –ziekten is van belang na te gaan of de uitkeringen wel voldoen aan het doel waarvoor ze zijn ingesteld, namelijk dat de getroffenen of nagelaten betrekkingen zich in hun levensbehoefte kunnen voorzien en dat het niveau daarvan niet sterk terugvalt. Een andere bedreiging is de opkomst van de informele sector waarop de regering geen grip heeft. Arbeidsvoorzieningen zijn in deze branche van de economie vaak niet geldig en verzekeringen ter bescherming van de werknemers ook niet. In het sociaal zekerheidsstelsel is er ook een minimumloonregeling opgenomen. Deze regeling stond onder vuur van een deel van de business-sector. Het concept van een minimumloon is goed om het onderste loon van de loontrekkers te beschermen tegen extreem lage lonen. Wat extreem is, is verbonden aan de gewenste koopkracht en dus ook de armoedegrens. Over dit laatste gegeven is ons ABS zeer terughoudend. De Staat draagt zorg voor het scheppen van omstandigheden, waardoor een optimale bevrediging van de basisbehoeften aan het werk, voeding, gezondheid, onderwijs, energie, kleding en communicatie verkregen wordt. Het minimumloon moet dus op gegeven moment de minimumbehoefte aan voeding, gezondheid, onderwijs, energie, kleding en communicatie dekken. Onze grondwet stelt dat arbeid een belangrijke bron van welvaart is. Bij het tot stand brengen van een minimumloon is het daarom correct om niet uit te gaan van armoede, maar van welvaart. Onze grondwet gaat ook ervan uit dat arbeid het belangrijkste middel voor de ontplooiing van de mens is. Dat betekent dus onder meer dat werkgevers waarde hechten aan de kwaliteit van de arbeid die ze aanbieden. Het dient materieel maar ook geestelijk en moreel voldoening te geven. Maar het betekent tegelijkertijd überhaupt dat de banen ter beschikking moeten zijn. De zorg van de Staat is gericht op voldoende werkgelegenheid onder garanties van vrijheid en gerechtigheid. Het eerste betekent dus dat werknemers vrij moeten zijn om zich te bundelen in Suriname. In ons land is het bekend dat veel werkgevers, waaronder sommige grote, heel uitdrukkelijk zijn in hun afkerige houding tegenover de bundeling van hun werknemers. Bedrijven die een bundeling niet konden voorkomen, gebruiken nu het contractarbeidsysteem om de verdergaande expansie van het lidmaatschap te voorkomen, vlak onder de neus van de vakbonden. Er is een zekere individualisering op komst, aangestuurd door de business-sector waartegen de vakbonden niet bestand zijn door een capaciteitsgebrek waarin ook partijpolitiek een hand heeft. Hoe het gesteld is met de daadwerkelijke organisatiegraad van onze werkers in Suriname is onbekend, omdat de vakbonden nooit kenbaar hebben gemaakt of hun ledental groeit of juist niet. Ook is onbekend hoeveel werkers thans vallen onder de betere regelingen van een cao en hoeveel niet. Is daar een dalende of stijgende trend. Er lijkt eerder sprake te zijn van de eerste. De betreffende grondwetbepaling heeft het ook over gerechtigheid en dan hebben we het dus over wat de werker ten deel valt in ruil voor zijn arbeid. Een middel dat de gerechtigheid kan garanderen, is de inspraak in bedrijven die slecht is geregeld en waarover er een lezing was enkele dagen terug. Hieromtrent zegt de grondwet dat de sociale doelstellingen van de Staat gericht zijn op o.a. het bevorderen van medezeggenschap van de medewerkers in bedrijven en werkeenheden bij het nemen van beslissingen omtrent de productie, de economische ontwikkeling en de planning. De genoemde lezing ging over de ondernemingsraden die verplicht zijn in bepaalde landen waaronder Nederland en niet ingevoerd zijn in Suriname. In Suriname wordt beweerd dat vakbonden te ver gaan wanneer ze conform de grondwet invulling willen geven aan hun recht op inspraak. Dat komt omdat wetgeving op het stuk ontbreekt. Gezegd kan worden dat naast de historische conceptuele vorderingen, die nog uitgevoerd moeten worden, onze kleine samenleving nog grote uitdagingen kent wat betreft de positie van werkers.