Dit is de uitspraak gedaan door de Rechtbank Rotterdam, nadat er een zaak werd aangespannen door de Vereniging van Reizigers (VVR) van A. Jankie tegen de Autoriteit Consumenten en Markt (ACM) in Nederland. Na jaren van getouwtrek is er eindelijk een beslissing. De VVR is op 17 oktober 2002 opgericht en legt zich toe op de belangenbehartiging van de reizende consument op onder meer de route van, naar en tussen Suriname, Nederland, de Nederlandse Antillen en Aruba. De KLM en SLM verzorgden het luchtvervoer tussen Nederland en Suriname op grond van een in 1993 gesloten samenwerkingsovereenkomst en een daarmee verbonden exploitatieovereenkomst. Op 29 april 2004 zijn de luchtvaartautoriteiten van beide landen een Memorandum of Understanding (MoU) overeengekomen waarin een verdere liberalisering van de vliegroute werd aanbevolen. Dit houdt in dat per 1 mei 2006 per land maximaal drie luchtvaartmaatschappijen konden worden aangewezen voor de exploitatie van de vliegroute. Het alleenrecht van KLM en SLM zou daarmee vanaf 1 mei 2006 tot het verleden gaan behoren. KLM en SLM hebben de sinds 1993 tussen hen bestaande samenwerkingsovereenkomst op 26 maart 2006 opgezegd en vliegen sindsdien zelfstandig op de vliegroute. De VVR heeft een zaak aangespannen, omdat zij van oordeel was dat de Koninklijke Luchtvaartmaatschappij NV (KLM) en de Surinaamse Luchtvaartmaatschappij (SLM) overdreven hoge tarieven op de vliegroute Amsterdam-Paramaribo v.v. aan de reizigers in rekening brengen. De VVR stelde dat dit misbruik van de economische machtpositie is.
Resultaten marktonderzoek
De ACM heeft op haar beurt een onderzoek ingesteld en kwam tot de conclusie dat vanaf de periode 2006 geen excessieve hoge tarieven werden gehanteerd op de vliegroute. ACM heeft dit nader onderzoek gedaan. Uit dit onderzoek komen geen aanwijzingen naar voren dat KLM en SLM in de periode vanaf 2006 excessieve tarieven hanteerden op de vliegroute. Uit het onderzoek komt naar voren dat vooral reizigers uit het herkomstgebied Suriname reizen tussen Amsterdam en Paramaribo, dat Suriname een beperkt aantal inwoners heeft, dat er weinig toeristisch potentieel is en er geen groei van de markt verwacht wordt. De marktomvang van de vliegroute is dan ook beperkt. De vliegroute heeft een beperkte winstgevendheid doordat er sprake is van sterke seizoensinvloeden. Het terugvliegen met nagenoeg lege vliegtuigen in de vakantieperiodes drukt de ‘yield’ en daarmee de winstgevendheid van de route. Ook het feit dat de vliegtuigen buiten de vakantieperiodes veel minder vol zijn, heeft gevolgen voor de winstgevendheid. Een luchtvaartmaatschappij op de route heeft daarom te maken met sterke seizoenspieken tijdens de vakantieperiodes. Dit blijkt uit overgelegde cijfers van de KLM en de SLM. Gelet hierop brengt de vliegroute minder op dan vergelijkbare routes. Ook uit de reacties van luchtvaartmaatschappijen die niet actief zijn op de route blijkt dat zij vanwege de lage winstgevendheid niet tot de route toetreden. ArkeFly, TAP en Lufthansa hebben ten tijde van het onderzoek aangegeven dat het voor hen geen optie was om te gaan vliegen op de vliegroute of vanuit hun eigen hub naar Paramaribo te vliegen. ArkeFly heeft aangegeven dat zij niet op de route vliegt, omdat daaraan op dit moment volgens ArkeFly te weinig te verdienen is. Lufthansa en TAP geven aan dat zij niet op Paramaribo vliegen, omdat Duitsland, respectievelijk Portugal, geen historische banden met Suriname hebben. Hierdoor is er vanuit hun hubs een te laag volume om rendabel op de route te kunnen vliegen. Volgens ArkeFly dient een luchtvaartmaatschappij minimaal twee keer per week naar Paramaribo te vliegen in verband met crewkosten en het feit dat een frequentie van één maal per week niet interessant is voor passagiers. Voorts is van belang dat chartervluchten alleen zijn toegestaan na toestemming van de Nederlandse en Surinaamse overheid. Er zijn beperkingen in de kwaliteit en capaciteit van de Johan Adolf Pengel International Airport te Paramaribo. Uit onderzoek komt naar voren dat KLM en SLM geen noemenswaardig concurrentievoordeel ten opzichte van elkaar op de relevante markt hebben. De casus Martinair laat zien dat het mogelijk is om tot de vliegroute toe te treden. Er lijkt echter te weinig ruimte voor toetreding van een derde luchtvaartmaatschappij, gegeven de tarieven van KLM en SLM. Rendabele en blijvende toetreding is moeilijk gebleken. Het feit dat er sinds het uittreden van Martinair geen nieuwe toetreding heeft plaatsgevonden, versterkt de conclusie dat het niet winstgevend is voor een nieuwe toetreder om als derde partij actief te worden op de vliegroute. De rechtbank is dan ook van oordeel dat uit het onderzoek door AMC geen aanwijzingen zijn te vinden dat sprake is van misbruik van een eventuele machtspositie door KLM en/of SLM op de relevante markt. Ook is er geen sprake van andere vormen van misbruik van economische machtspositie. Ook gaf de rechtbank in haar oordeel aan dat de VVR niet grondig de conclusie van het onderzoek heeft weersproken. De VVR gaf slechts aan niet eens te zijn met de eindconclusie. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 april 2014.