Enkele leden van de voormalige Constitutionele Assemblee hebben gistermiddag een bezoek gebracht aan minister Soewarto Moestadja van Binnenlandse Zaken. Onderwerp van het gesprek was de erkenning van niet alleen de inbreng van dit orgaan, maar dat ze ook op grond van het gelijkheidsbeginsel gelijksoortige voorzieningen vraagt als voor de ministers tijdens de voormelde periode van de Staatkundige ontwikkeling.
Deze assemblee heeft vanaf 15 januari 1985 tot en met 13 december 1987 gefunctioneerd. Deze bestond uit leden van de vakbeweging, het bedrijfsleven en het militair gezag. De aanwezige leden gaven aan dat de eerdergenoemde periode zeer enerverend was, maar dat het dit instituut is geweest dat de basis heeft gelegd voor wat er nu is. Via dit orgaan is namelijk de weg naar de democratie en de erkenning van ons land internationaal geopend. Dit orgaan heeft conform de opdracht tot het samenstellen van een Grondwet en wel in het kader van de democratie vervuld. Aan de minister werd duidelijk gevraagd de situatie van de gewezen leden van de Constitutionele Assemblee te verbeteren.
Minister Moestadja gaf aan het eens te zijn dat de leden baanbrekend werk hebben verricht. De argumenten die zij aanhalen, zijn volgens de bewindsman glashelder. Hij stelde voor dat de behandeling van de Wet geldelijke voorzieningen leden en gewezen leden van De Nationale Assemblee en de Wet houdende wijziging financiële voorzieningen ministers en onderministers, simultaan plaatsvindt. Daarmee kan de erkenning van deze groep worden meegenomen. Hiervoor zal volgens hem De Nationale Assemblee het op de agenda moeten plaatsen om een besluit te nemen. Na afloop van het onderhoud gaven de leden te kennen, de ontvangst van en de inspanningen van de minister bijzonder op prijs te stellen. Van de voormalige Constitutionele Assemblee waren mevrouw Ilse Vreugd en de heren Waldi Ramdihal, Hendrik Sanrochman, Jack Pinas en Waldi Breeveld bij minister Moestadja op audiëntie.