Directeur Iwan Sno van het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) heeft op 11 december een presentatie gehouden over volume 2 van de definitieve resultaten van de achtste volkstelling. Hij heeft tijdens de presentatie onder andere aangegeven welke onderzoeksmethoden zijn gebruikt. Onder de aanwezigen bevonden zich ook de ministers Alice Amafo en Ismanto Adna, respectievelijk van de ministeries van Sociale Zaken en Volkshuisvesting en Sport- en Jeugdzaken, die elk een exemplaar van het document met de definitieve resultaten in ontvangst mochten nemen. Volume 1 van de definitieve resultaten werd eerder dit jaar, op 6 september, gepresenteerd.
Tijdens de presentatie zijn aan de orde gekomen onderwijs, werkgelegenheid, vervoer, vruchtbaarheid, sterfte, gezondheid en sport. In een vraaggesprek met Dagblad Suriname geeft Sno aan dat er met de resultaten een vergelijk is gemaakt met de harde cijfers van andere internationale organisaties waaronder de VN. Hiermee heeft hij zoveel als mogelijk een indicatie proberen te geven over de betrouwbaarheid van de verkregen resultaten. Meestal wordt een schatting gemaakt voor een land die gebaseerd is op cijfers van andere landen. Met behulp van een bepaald model wordt een cijfer aan een land toegekend. Het is volgens Sno van belang om te kijken hoe een land, internationaal gezien, ervoor staat. Hij haalt als voorbeeld de cijfers over de mens met een beperking aan. Volgens de gepresenteerde resultaten heeft 12.5 procent van de Surinaamse bevolking èèn of andere beperking. De WHO had een schatting van 15 procent gemaakt. Volgens Sno zijn de resultaten “fit for purpose”, wat inhoudt dat de resultaten wel degelijk betrouwbaar zijn. Hij geeft aan dat de organisatie ook rekening houdt met het feit dat ongeveer 20.000 mensen gemist zijn bij de telling.
Uit de telling blijkt verder dat mensen tussen 15 en 19 jaar, die in principe op school moeten zijn, ook zijn meegeteld bij het aspect werkloosheid. Als reactie hierop geeft Sno aan dat de grens van de VN rond de 15 jaar is.
Verder is uit de resultaten gebleken dat mensen die hoger geschoold zijn, minder vruchtbaar zijn. Op de vraag wat hiermee bedoeld wordt, geeft Sno aan dat demografisch gezien mensen met een hogere scholing minder kinderen krijgen, hetgeen niet betekent dat de mensen niet in staat zijn kinderen te krijgen danwel te verwekken. Hij geeft aan dat internationaal het algemeen bekend is, wat in de resultaten ook te zien is, dat hoger geschoolden minder kinderen voortbrengen. Tijdens de presentatie heeft minister Ismanto Adna van Sport- en Jeugdzaken zijn volledige medewerking toegezegd bij een volgende telling.
Genaro Alpin