Oproepen vanuit de kant van het staatshoofd, als het nou gaat om inzetbaarheid of opofferingsgezindheid, sorteren steeds weinig effect, aangezien men niet in staat is gebleken om een aantal cruciale stappen te nemen richting good governance, ondanks herhaalde oproepen vanuit de politiek en ondanks gedane beloften. Onlangs deed de president een oproep aan het volk om te geloven in het eigen kunnen. Op zich is zo een oproep altijd goed, maar aan het oogmerk wordt wel getwijfeld wanneer zichtbaar wordt dat wat moeizaam met vertrouwen aan de ene kant is opgebouwd, aan de andere kant lijdzaam wordt toegekeken hoe deze wordt vernietigd. Critici hebben al opgemerkt dat na drie jaren regeren de hoogste executieve macht het vermogen heeft verloren om het volk aan te sporen en te inspireren. De karakteristieke laconieke houding van de president tijdens openbare optredens maakt geen indruk meer als gelet wordt op de bedreigingen waarmee de Surinaamse bevolking geconfronteerd wordt. Het is niet meer amusant. De man van de straat uit de volksbuurt associeert zich met het laconieke gedrag van ‘neks no fout’ en die vrijheid heeft men uiteraard. De burgerij moet echter wel beschouwen wat haar aandeel precies is in de situatie die zij in de resterende periode van deze regering zal aantreffen. De onvoorwaardelijke aanhang is aanleiding voor sociologen om een analyse te plegen. Wel kunnen we ons voorstellen dat blindelings geloven soms ellende doet vergeten. Tijdens de viering van 38 jaar onafhankelijkheid in Para was het duidelijk dat de president geen positieve nieuws te melden had. Hij kondigde wel geldverkwistende projecten aan waarvan de uitvoering totaal niet noodzakelijk blijken. De noodzaak van het aanleggen van een tramlijn tussen Paramaribo en Onverwacht en een highway is nooit uitgelegd. In de conceptbegroting van 2014 is wel een bedrag van dichtbij de 280 miljoen SRD opgebracht voor onder andere het asfalteren, reconditioneren en reconstrueren van wegen in Paramaribo en districten en herinrichting van wegen, maar de tweebaanse highway, waarvan de president melding maakte, staat er niet uitdrukkelijk vermeld. De tramlijn staat noch in de begroting van OW noch in die van TCT vermeld. Er zijn nijpende financiële problemen waarmee deze regering te kampen heeft en de president van Suriname heeft geen haast om die op te lossen. De vraag rijst soms wel met welk oogmerk hij wel het presidentschap heeft geaccepteerd. In de 2010 laaiden de discussies hoog op wat betreft de formatie van de regering. Toen werd gewaarschuwd – en volgens sommigen schrik aangejaagd – voor een mogelijke herhaling van de financiële debacle tijdens van 1996-2000. Die waarschuwing heeft de partij die de meeste zetels in de wacht had gesleept niet koud gelaten. Het koppel Hildenberg–Telting werd gezien als de bewakers van een prudent monetair financieel beleid. De uitdaging was aan de nieuwe regering om met een even goed koppel op de proppen te komen, omdat deze twee heren niet meer zouden meedoen. Het leek er veel op dat geaccepteerd werd dat in de jaren ’90 fouten waren gemaakt en het was hoopgevend toen het erop leek dat men vastbesloten was om deze fouten niet meer te maken. De uitdaging van de nieuwe president was in eerste instantie een goed koppel neer te zetten waar men naadloos met elkaar kon samengaan. Met de eerste Financiënminister en de governor van de Centrale Bank, vanwege hun achtergrond, was er wel een garantie dat ze met elkaar zouden kunnen samenwerken. Maar dat er geen besef was over het voeren van een verantwoord uitgavenbeleid bleek al vroeg toen aan de OW-minister de ruimte werd geboden om te verkwisten. Daarmee was het duidelijk dat op den duur we een escalatie zouden meemaken. Wat we nu zien, is dat er niet eens een volwaardige minister van Financiën in functie is, een omstandigheid die we in de NF-periode waar gebouwd is aan de financiële soliditeit (waar deze regering nog op teert) nooit hebben meegemaakt. In een periode waar de regering ook internationaal gewezen is op verkwisting, waar er liquiditeitsproblemen zijn, waar er onevenwichtigheden zijn op de valutamarkt (althans waar er onconventionele middelen worden toegepast om escalaties te voorkomen) en waar er sprake is van een zogenaamde ‘financiële reconstructie’ is het onmogelijk dat de president een regering ‘draait’ zonder een minister van Financiën. Overigens is de zogenaamde ‘financiële reconstructie’ het bewijs van het feit dat het bij het bevoegde gezag niet draait om het achterhalen van oorzaken. Weigeren om de daadwerkelijke oorzaak van de financiële problemen onder ogen te zien, betekent dat men ook nooit zal komen tot een remedie van het probleem. Alzo is de financiële reconstructie aangemerkt als een samenzwering tegen de burgerij, die over het algemeen moeite zal hebben om de betekenis van deze uitvinding te vatten. Verkwisting, regelarij, nepotisme, paternalisme, diefstal van staatsmiddelen en corruptie zijn de grootste problemen van de regering waar de huidige president leiding aan geeft. De president heeft geen blijk gegeven deze problemen als zodanig te accepteren, laat staan dat hij bereid is deze aan te pakken. Dat betekent dus dat we nu een situatie hebben in het land waar de regeringsleiding geen aandacht heeft voor de meest desastreuze oorzaken van achteruitgang in de samenleving. Dat maakt dat het staatshoofd heeft ingeboet aan geloofwaardigheid en niet in staat is deze bevolking te inspireren. De laconieke houding maakt de burgerij in 2013 wanhopig. Persoonlijke belangen zijn een obstructie om het land echt te regeren (lees: rechtmatig de staatsmiddelen te beheren en sturing te geven aan staatsinstituten) volgens de concepten van good governance. De president heeft met de situatie op en rond Financiën zwaar ingeboet aan geloofwaardigheid. De vraag rijst wat de burgerij op kort termijn aan het mismanagement kan doen, voornamelijk als gelet wordt op de wijze waarop in DNA de oppositie optreedt.