Overal ter wereld komt hondsdolheid voor. De symptomen ontstaan wanneer door een krab of een beet het virus in het lichaam dringt. Eenmaal in het zenuwstelsel heeft de virusinfectie altijd een dodelijke afloop. De enige remedie is voorkomen!
Het virus wordt verspreid door speeksel van besmette zoogdieren. In Suriname met name vleermuizen, maar het kan ook overgedragen worden door honden, apen en katten. De eerste symptomen zijn onder andere rillingen, koorts, misselijkheid, braken en hoofdpijn. Gezondheidsdiensten in het buitenland raden aan om honden en apen te vermijden, in streken waar hondsdolheid voorkomt.
In Suriname komen er jaarlijks 5 gevallen voor waarbij behandeld moet worden tegen hondsdolheid. Dit zijn gevallen waarbij het virus nog niet in het centraal zenuwstelsel is doorgedrongen, dus men heeft tijd om het virus te bestrijden. Deze jaarlijkse gevallen betreffen heen sterfte, maar het is wel bekend dat er gevallen zijn van mensen in Suriname die aan de gevolgen van hondsdolheid zijn gestorven.
Omdat het om een virus gaat, sluimert het vaak voordat er een uitbraak plaatsvindt. Dat komt omdat de symptomen niet zichtbaar hoeven te zijn bij besmette dieren en het virus zo ongemerkt overgedragen wordt.
In de omringende landen zoals Guyana worden uitbraken van hondsdolheid bijgehouden. Zo is zijn er gevallen geregistreerd in 2002 waarbij het ging om 53 personen en 34 in 2003. In het westers ontwikkelde land Frans Guyana zijn er over een periode van een aantal jaar, 14 gevallen van hondsdolheid gerapporteerd waarvan er een menselijk in 2008. In Brazilië werd hondsdolheid bij 23 mensen geconstateerd in 2005 en in 2004 werden 15 gevallen gemeld. Allemaal hadden ze een dodelijke afloop voor de getroffenen.
Een dier kan verdacht zijn wanneer het agressief of onrustig wordt. Iemand die wel eens ’s avonds door de straten van Paramaribo heeft gelopen of gereden, weet dat veel honden deze karaktertrek vertonen. Verdere symptomen zijn verlies van eetlust, koorts en lichtschuw. Het is aan de buitenkant dus moeilijk te zien of een dier besmet is.
In de VS doet men er alles aan om een uitbraak te voorkomen. Daar is een programma vanuit het Centre of Disease Controle and Prevention (CDC) om zoveel mogelijk de ziekte uit te bannen. Het Bureau Openbare Gezondheidszorg in Suriname (BOG) houdt er een andere mening op na. De directeur van Openbare Gezondheidszorg, Lesley Resida, vindt dat het BOG “een core business heeft voor de public health als het gaat om grote epidemieën”. Nu Suriname steeds meer contact krijgt met zijn buurlanden, is er ook een groter gevaar wat betreft het binnenkomen van het virus via huisdieren. Toch weigert het BOG mee te werken aan een identificatiesysteem zoals bijvoorbeeld het gebruik maken van chippen. Het zou een te grote belasting zijn voor het BOG, ook al zou het gaan om kleine taken.
Daarnaast ziet het BOG ook geen taken weggelegd in de gezondheidskwestie omtrent de vele dode dieren die langs de kant van de weg liggen en soms op de weg. Het opruimen van deze dieren wordt doorgeschoven naar Openbare Werken en hier wil het BOG zich verder niet mee bemoeien.
Met de opmerking van directeur dokter Resida (“in alle landen kan het gaan om honden, maar in Suriname gaat het om vleermuizen”) sluit het Bureau Openbare Gezondheidszorg de ogen voor een betere hygiëne in de stad en een identificatiesysteem om betrokken zieke dieren sneller te ontdekken en de bron te lokaliseren.