Suriname wordt momenteel evenals in andere delen van de wereld geconfronteerd met steeds stijgende prijzen van levensmiddelen. Er blijkt een ernstige economische crisis te zijn ontstaan over de gehele wereld, welke kennelijk door de mens zelf is geschapen. De steeds voortschrijdende technologische ontwikkelingen blijken helaas niet in elk opzicht in het belang van de mensheid te zijn. Door deze ontwikkelingen ontstaan er steeds nieuwe behoeften voor de mens. Het gevolg is dat de mens over het algemeen bekeken nooit duurzaam voldaan is. Die zal steeds nieuwe behoeften voelen, terwijl er aan de andere kant tal van arbeidsplaatsen verloren gaan. Er wordt in het algemeen steeds een gedeelte van het inkomen bestemd voor consumptie en om ervan te leven. Dit is het budget van betrokkene. Het andere deel van het inkomen dat eventueel overblijft, wordt dan gespaard. Zo wordt er dan aan kapitaalvorming gedaan. Wanneer er echter sprake is van stijgende prijzen van levensmiddelen en diensten zal het goederenpakket dat voorheen nog binnen het bereik was van betrokkene ongetwijfeld in grootte, in hoeveelheid, gaan afnemen. Het uitgezette bedrag voor levensonderhoud zal dan niet meer toereikend blijken te zijn. Naar aanleiding van de stijgende prijzen in de winkels volgt de roep van de burgerij naar de overheid toe om erop toe te zien dat er een scherp toezicht wordt gehouden op de prijzen van goederen die vooral bestemd zijn voor levensonderhoud. Dit is een onderdeel van het adequaat runnen van de staatshuishouding, waarvoor de overheid verantwoordelijk is. Een staatshuishouding omvat namelijk: het productieve, het consumptieve, het monetaire en het sociale aspect. Wijze overheden zullen ter voorkoming van sociale misstanden binnen de samenleving hun beleid ongetwijfeld willen inrichten op basis van de bovengenoemde vier aspecten. Gelet op de huidige economische situatie in het land blijkt heel duidelijk dat het beleid van overheden in voorgaande jaren niet hoofdzakelijk daarop gericht was. Het is heel jammer dat de eigen productie niet adequaat kan voorzien in de behoeften van de totale samenleving. De staatshuishouding is nog te afhankelijk van de import van levensmiddelen, terwijl Suriname over grote en bovendien vruchtbare lappen grond beschikt die nog braak liggen. De indruk wordt gewekt alsof de prijsverhoging van goederen en diensten hoofdzakelijk te wijten is aan de invoering van de government take op brandstof. Het is belangrijk te weten dat de overheid genoodzaakt is inkomstenbronnen voor zichzelf te scheppen ten einde het sociale aspect van de staatshuishouding te kunnen onderhouden. De overheid stelt grote sommen aan deviezen ter beschikking ten behoeve van de import van brandstof. Is het dan niet correct dat de overheid een deel daarvan ten behoeve van de ontwikkeling van Suriname terugvordert? Er wordt gezegd dan de President serieus in overweging heeft het huidige kabinet van de ministers te herschikken. Hij heeft waarschijnlijk zijn coalitiepartners over zijn voornemen geconsulteerd. Het kan zijn dat in de ogen van de President niet alle ministers even voortvarend zijn in de uitvoering van het regeringsbeleid. Het staatshoofd wordt als hoofdverantwoordelijke gesteld voor welvaart en welzijn voor land en volk. Dat een minister geen deskundige hoeft te zijn om bijvoorbeeld een vakministerie te kunnen leiden, aangezien er gebruik kan worden gemaakt van de adviezen van deskundigen die als adviseurs zijn aangesteld, kan misschien wel. Maar een minister moet behalve zijn of haar hoge opleiding ook nog voldoende visie en organisatorische talenten bezitten, teneinde een ministerie op de juiste wijze te kunnen leiden. De functie van een minister is geen eenvoudige taak en het is zeker niet  te vergelijken met de taak van een docent. De President van Suriname heeft tot nog toe getoond een volwaardig staatshoofd te zijn die het land kan leiden. Hij is kundig en heel tactvol in zijn optreden. Maar het zijn toch zijn ministers die het gestelde regeringsbeleid op de juiste wijze moeten uitdragen. Suriname gaat in voorwaartse richting, tot nog toe.
Edward Marbach  Â