In mijn praktijk sprak ik laatst een vrouw die net van de begrafenis van haar hoogbejaarde moeder in Suriname was teruggekeerd. Haar moeder was een tijd geleden plotseling alleen komen te staan, nadat het volwassen kind bij wie ze inwoonde ook naar Nederland was vertrokken, net als alle andere kinderen. De moeder was oud en gebrekkig door chronische ziekten. Ze had hulp nodig en kon niet langer zelfstandig blijven wonen. De vrouw had haar moeder laten opnemen in een verzorgingshuis, een dure, om zeker te zijn van goede zorg. Maar daar was haar moeder vrij snel achteruitgegaan en ten slotte overleden, volgens de verbitterde vrouw door ernstige verwaarlozing en slechte behandeling.
Ik kom dit regelmatig tegen in mijn praktijk. Een ouder die onverwacht alleen komt te staan en hulp nodig heeft. Als de ouder nog fit en zelfredzaam is, in een veilige leefomgeving woont en zelfstandig wil blijven wonen, dan is er nog niets aan de hand. Maar als hulp nodig is dan moet die worden geregeld.
Ouder worden is niet gemakkelijk, want de ouderdom komt met gebreken. Hoe meer gebreken, hoe meer hulp nodig is. Volwassen kinderen zijn de eerst aangewezenen om hulp te bieden. In dat geval kan de rol tussen ouder en kind omkeren. Ouders kunnen moeite hebben met hulp vragen of accepteren. Kinderen kunnen niet in staat zijn of gewoon weigeren om hulp te bieden. Zowel de rolomkering tussen ouder en kind als de positie of de houding van de kinderen kan de relatie tussen ouder en kind tot een zware last maken. De ouder kan veeleisend of kritisch zijn of de zorg niet waarderen. Het kind kan hulp weigeren uit boosheid of wrok omdat het vroeger door de ouder niet goed is behandeld, of het kan niet bijdragen vanwege armoede, afstand of eigen problemen.
Ook in Suriname vergrijst de bevolking. De groep bejaarden in Suriname is de afgelopen acht jaar met ruim 30 procent gestegen (De ware tijd 11/09/2013). Mensen leven langer met meer chronische ziekten, waaronder ook dementie. Er komen dus meer ouderen die hulp nodig zullen hebben.
Soms wordt een juiste balans gevonden tussen de hulp die de ouder nodig heeft en de behoefte van het kind. Vaak is dan sprake van wederzijds respect, zonder gevoelens van dwang of verplichting. Ik ken families waarin de (groot)ouder liefdevol in de (groot)familie wordt opgenomen en verzorgd. De ouder krijgt aandacht en zorg en omgekeerd draagt die naar vermogen bij aan het huishouden en de kinderopvang. Een gelukkige oplossing. Maar deze opvang van ouders door kinderen komt steeds minder voor door de eisen van het moderne leven en economische migratie.
Soms is het evenwicht tussen de hulp voor de ouder en de behoefte van het kind niet helemaal duidelijk. Ik herinner mij het geval van een nogal verlegen en eenzame vrouw die na het overlijden van haar vader naar Nederland was vertrokken, waar haar broers en zussen al lang woonden. Ze was afkomstig uit een familie van klein landbouwers en was geboren en getogen in een dorp in een van de grensdistricten in Suriname. Na de vroegtijdige dood van haar moeder had ze haar opleiding afgekapt en de zorg voor haar zieke vader helemaal op zich genomen. Ze had ruim twaalf jaar in haar eentje voor hem gezorgd. Toen ik haar sprak was ze zonder man, zonder kinderen, zonder afgemaakte opleiding en in het bezit van weinig sociale vaardigheden. Ze bood een mistroostige aanblik. Toch ervoer ze geen enkele negatieve gevoelens over de langdurige zorg voor haar vader. Ze vond het normaal wat ze had gedaan.
Soms is het evenwicht tussen wat een ouder aan hulp nodig heeft en wat kinderen bieden helemaal verstoord. Dan zijn er vaak over en weer negatieve gevoelens. Een tragisch geval is de hoogbejaarde weduwnaar die met gif een einde aan zijn ellendige leven maakte. Hij woonde alleen, leed aan chronische pijnen en andere ongemakken en sleet zijn dagen in grote armoede en eenzaamheid. Zijn kinderen hadden niet of nauwelijks naar hem omgekeken. Deze situatie is natuurlijk onacceptabel.
De vrouw die ik sprak ervoer veel verdriet en boosheid. Zij had het meeste bijgedragen aan de zorg voor haar moeder. Er waren nog andere kinderen maar die hadden niet veel gedaan. Haar verdriet had ook te maken met het hulpeloos moeten toezien vanuit Nederland hoe haar eens zo stevige en zorgzame moeder in Suriname aftakelde. Ze was gefrustreerd omdat problemen die te maken hadden met haar eigen gezinsleven (een lastige man), haar werk (een moeilijke baas), de grote afstand en het gebrek aan middelen tussen haar en de zorg van haar moeder waren komen te staan. Omgekeerd was de zorg voor haar moeder een last geworden die ze steeds minder kon dragen vanwege eigen problemen en geldzorgen. Ze moest de hele tijd op haar tenen lopen en was dan ook altijd vlug geïrriteerd. Het idee dat ze meer voor haar moeder had moeten doen en haar onvermogen om meer te kunnen doen, veroorzaakte sterke schuldgevoelens en vervolgens nog meer boosheid en verdriet. Ze moest ook bekennen dat ze haar moeder vroeger had beloofd dat ze voor haar zou zorgen en haar niet naar een tehuis zou laten gaan. Ze betreurde die belofte. Het enige wat ze nu nog kon doen was accepteren dat haar gevoelens normale reacties waren, dat ze haar best voor haar moeder had gedaan en dat ze verder niet veel meer had kunnen veranderen aan wat haar moeder had meegemaakt. Dit geval leert dat je een ouder niet kan beloven dat je die nooit in een tehuis zal plaatsen, omdat dat de enige oplossing kan zijn die nog overblijft. Een kind kan liever met de ouder bespreken wat het te bieden heeft en wanneer hulp van buiten nodig is. En als een ouder zorg nodig heeft dan helpt het als een kind zich verplaatst in de situatie van de ouder en zich afvraagt waar het in diezelfde situatie behoefte aan zou hebben.
D. Balraadjsing