Pandbiljetten zijn briefjes die de cliënt krijgt wanneer hij sieraden heeft verpand bij de VCB. Dit briefje is dus een specifiek bewijs en staat op naam van de persoon die zijn spullen als onderpand heeft gegeven. Tot nu is de VCB de enige bank met een vergunning om deze diensten te verlenen. De directeur van de VCB, Percy Clenem, geeft aan dat met dit bewijs de cliënt zijn aflossingen kan doen of rente kan betalen. ‘In de praktijk komt het voor dat de persoon met een derde terugkomt om de sieraden in te lossen. In geval iemand anders met het biljet komt, kan hij de verpande sieraden niet inlossen. Alleen degene wiens naam op het biljet vermeld staat, mag het sieraad inlossen.’
‘Als een biljethouder zaken wil omzeilen, gaat die naar een geldschieter en geeft zijn bewijs dan daar als onderpand. Als de betaling aan de geldschieter niet wordt voldaan, gaat de biljethouder met de geldschieter naar de VCB om de sieraden in te lossen.’ Dit kan wel omdat de bank rekening houdt met een aantal factoren. Het bedrag dat men krijgt om een sieraad te belenen, is veel lager dan de prijs van goud buiten. Er is dan een behoorlijke marge. Als bijvoorbeeld 1 gram goud bij de bank verpand wordt voor SRD 30, kan men dat goud buiten al gauw krijgen voor SRD 90. De cliënt kan dus naar buiten gaan en het verschil nog lenen en dan wel met zijn biljet.’
‘Als de cliënt het geld niet op tijd aflost, wordt hij gebeld. Mocht er geen contact zijn, dan worden, als uiterste handeling, de sieraden geveild. Heel vaak komt het wel goed. Slechts 10% van de verpande sieraden wordt geveild. Voor de rest komen de cliënten wel hun financiële verplichtingen na. De meeste cliënten kiezen toch liever om de sieraden bij de bank te verpanden, ondanks de lage tegenwaarde. Het is een gemakkelijke manier om snel, binnen een korte tijd aan wat geld te komen. De bank houdt de prijzen bewust laag. Het is geen verkoop. De bedoeling van de bank is niet zo zeer om de mensen een primaire vergoeding te geven voor de gouden sieraden. Het is een soort lening die zij binnen een vastgestelde termijn moeten terugbetalen tegen een rente van een bepaald percentage welke afhangt van het geleend bedrag. Er is dus geen vaste rente percentage aan verbonden. Er mag wel meegegeven worden dat dit bedrag op maandbasis wordt afgelost. Het sieraad moet weer ingelost kunnen worden.’
‘In eerste instantie hebben de mensen het vertrouwen dat ze hun sieraad weer kunnen inlossen. Over de hoogte van het te lenen bedrag kan er nog beraadslaagd worden. Als de cliënten wat meer willen dan de bank biedt, mogen zij dat altijd vragen. Zij kunnen tot 80% van de reële waarde opvragen bij de bank. Kennelijk is men er nog onbekend mee en vindt men het gemakkelijker om het buiten te doen. Daar hoeft men geen identiteitskaart te overleggen.’
‘Meestal zijn het niet de mensen van de hogere klasse die hun sieraden als onderpand inzetten. Maar de keuze van een bank is veiliger en het geeft een betere garantie dat het niet mis zal gaan. Als iemand iets verpandt, moet hij het verschuldigde bedrag binnen 6 maanden terug betalen, anders moet men verlengen. Men stapt in eerste instantie naar een pandhuis, omdat men weet dat je daar gegarandeerd in de gelegenheid wordt gesteld om je sieraad weer te innen. Dit systeem heeft een sociaal karakter en is bedoeld om de mensen gemakkelijker geld te lenen.’
‘Bij uitzonderlijke situaties als een overlijden, moet men tenminste een overlijdensakte kunnen overleggen om zaken afgehandeld te krijgen. Ook moet de familierelatie duidelijk aangetoond kunnen worden. Dit gebeurt vaak middels een stamboom. In elk geval dient men het pandbriefje te overleggen, samen met de ID-kaart van degene op wiens naam het briefje staat. Men moet de afgesproken schuld / lening terug betalen. Ondanks de veroudering van de pandwet van 1910, is deze nog van kracht en wordt er goed gebruik van gemaakt.’ Veilingen van niet tijdig ingeloste panden, zijn openbaar en voor een ieder toegankelijk.