In de wereld kampt men met bijensterfte. Er zijn over de laatste twee jaar 150 wetenschappelijke onderzoeken geweest, onder andere door de universiteit van Utrecht tezamen met een internationaal team van wetenschappers. Ze hebben ontdekt dat het probleem deels rust bij het gebruik van neonicotinoiden, middelen die bedoeld zijn om planten en zaden te beschermen tegen insecten. Deze neonicotinoiden spoelen echter gemakkelijk uit en komen zo van de planten in het grondwater terecht, waar ze weer worden opgenomen. Zo worden de planten en de bloemen van binnenuit giftig en dat is desastreus voor de bijenpopulaties.
Hier kennen wij dat probleem (nog?) niet. In Suriname heeft men namelijk vaak steeds last van bijen. Mensen bellen bijna dagelijks naar de ‘bijenafdeling’ van de brandweer, die echter prioriteiten moet stellen. Ga je voor een brand waar mensenlevens gevaar lopen of ga je voor de bijen die misschien gaan prikken? Om toch het publiek tegemoet te komen, gaan zij samenwerkingsverbanden aan met mensen die kunnen helpen bij de strijd tegen de bijen. En dat hoeft niet altijd met schadelijke verdelgingsmiddelen. ‘Eigenlijk is het een gemiste kans voor Suriname. We hebben zoveel bijen dat we een nieuw exportproduct zouden kunnen ontwikkelen, echte Surinaamse bijenhoning. De rest van de wereld heeft te weinig bijen en wij hebben er teveel en willen ze doodmaken.’
We praten met Fabian Esajas, een imker die regelmatig wordt ingeschakeld om de bijen op te halen als ze overlast bezorgen. Hij heeft het vak geleerd van zijn oom die ook imker was. ‘Iedereen is altijd bang voor bijen. Het is heel simpel, zoals jij tegen ze bent, zo zullen ze zich ook naar jou toe gedragen.’ Volgens hem is het probleem in de wereld begonnen toen de Afrikaanse bijen gingen migreren en men in andere landen van ze af wilde. ‘Het bestrijden van die bijen had ook gevolgen voor andere bijenrassen.’ Zelf denkt hij er niet over na om bijen te verdelgen. Hij ziet ze zelfs als huisdieren waarmee hij leeft. ‘Meesten hebben een hond of een kat, ik heb bijen. Ze houden de wacht. Wie gaat nu durven inbreken op een plek die vol is met bijen?’
Naast afschrikmiddel ervaart Esajas zelfs het gezoem als rustgevend. En de honing die ze produceren, wil hij verkopen onder de naam Ambrosius. Niet alle gevangen bijen houdt Esajas zelf. ‘Ik heb zelfs bijen geëxporteerd naar Frans-Guyana. Er was daar een imker die een tekort had.’ De Surinaamse bij als exportproduct, het zou zomaar ineens kunnen!