Een samenwerkingsovereenkomst op het gebied van defensie met Brazilië kan goed uitpakken voor ons land. Brazilië is een regionale militaire grootmacht; het heeft verscheidene keren in de VN Veiligheidsraad gezeten als niet permanent lid . Het land telt in totaal ca. 328.000 manschappen, zo groot als driekwart van onze hele bevolking. Dit is de grootste legereenheid in Latijns Amerika. Brazilië heeft ook een defensie-industrie die militaire materiaal produceert inclusief wapens. Onze zuiderbuur heeft geen militaire bedreigingen van buiten. Met een aanzienlijk aantal manschappen moet je dan toch wat kunnen doen. Het land probeert het leger om te vormen, zodat het kan meehelpen aan civiele projecten. Daar kunnen wij wat van opsteken. Net als Brazilië heeft ook Suriname geen bedreigingen van buiten uit. De roep om onze militairen ook in te zetten bij de handhaving van de burgerlijke veiligheid is heel regelmatig. Ook komt het tegenwoordig vaker voor dat rukwinden in het stedelijk gebied ravage aanrichten. Een andere dreiging die realiteit is geworden, zijn overstromingen, soms groot soms kleinschaliger. Militairen kunnen hier op grotere schaal ingezet worden. We hebben recentelijk ook meegemaakt het ontstaan van voedseltekorten in bepaalde dorpen in het binnenland. Met de dreigende klimaatsverandering kunnen wij meer van deze calamiteiten gaan krijgen. Het veiligheidvraagstuk van Suriname beperkt zich niet alleen tot het land. Er is een toenemende trend van zeepiraterij die een bedreiging vormt o.a. voor de visserij. Een sterke marine is aan te bevelen en vereist. De zeepiraten dreigen nu vrij spel te krijgen, omdat er geen effectieve controle is in de economische zeezone. Een verruiming van de grenzen brengt meer verantwoordelijkheden met zich mee, ook op het gebied van effectieve controle van de territoriale wateren. Een ander vraagstuk waarbij wij zouden kunnen putten uit de expertise van de Brazilianen is het beheer van het regenwoud. De enorme ravage die door porknokkers is aangericht, naar verluidt in samenwerking met of met instemming van (kopstukken van) Stinasu, is een voorbeeld hoe slecht het is gesteld met de controle van onze bossen en natuurparken. Een ander punt dat in het verlengde van de defensieovereenkomst zou kunnen liggen, is de min of meer open grens tussen Suriname en Brazilië. De stroom van Surinamers naar Brazilië is te verwaarlozen als wij het vergelijken met de stroom in de omgekeerde richting. Met wederzijds beheer van sattelietprogramma’s kunnen Surinamers, na training, zelf op efficiënte wijze de grensbewaking aanpakken. In dit kader valt ook de drugssmokkel. Om al de bovenstaande noodzaken aan te pakken, is nodig een leger dat goed getraind is en ook skills opdoet buiten de traditionele militaire vorming. Ook is van belang dat het Surinaams leger over genoeg militair materieel, waaronder helikopters en schepen, beschikt die het zelf kan gebruiken en onderhouden. Dit alles vereist een degelijke vorming van trainers en van personeel. Juist hier kan de defensieovereenkomst heel goed op inspelen. De samenwerking zal zich focussen op ook aanschaf van defensieproducten (militair materiaal) en defensiediensten, zoals opleidingen en consultancy. De overeenkomst biedt ruimte om wellicht goedkoper militair materiaal te verkrijgen voor het leger om zijn grondwettelijke taken uit te oefenen. Vooral op het maritieme gebied is dit belangrijk. De defensieovereenkomst voorziet veel in uitwisseling van kennis en van deskundigen. Ook wordt de mogelijkheid om manschappen te trainen op goed geoutilleerde militaire trainingsinstituten groter. Opvallend aan deze overeenkomst is dat de wederzijdse landen van de defensieovereenkomst zo min mogelijk willen maken tot een financiële last van de partijen. Het land dat bij een activiteit voordeel heeft in een ander land draait zoveel mogelijk op voor de kosten die door hem daar worden gemaakt.
Heel terecht is in DNA de vraag gesteld hoe het is gesteld met de overige verdragen die al met Brazilië bestaan. Wat zal de status zijn van die overeenkomsten? Er zijn al defensieprogramma’s die nooit goed tot uiting zijn gekomen met Brazilië, zoals die met betrekking tot de grensbewaking en het illegale personenverkeer. In 1976 zou al een defensieverdrag met Brazilië zijn gesloten. In 1995 was als aanvulling op de algemene samenwerkingsovereenkomst tussen beide landen een verklaring getekend voor militaire samenwerking en uitwisseling. De nieuwe samenwerking zal als focus hebben, wederzijdse samenwerking, vermeldt de memorie van toelichting die de overeenkomst moet goedkeuren. Dat betekent dat deze samenwerking in principe niet is gebaseerd op alleen een ontvangen van Suriname en een geven van Brazilië. In dit kader moeten we wel realistisch zijn: op militair gebied heeft Brazilië meer te bieden dan Suriname. Het is nu aan onze defensieorganisatie om nu wel gebruik te maken van alle mogelijkheden die de samenwerkingsovereenkomst biedt.