Miskenning institutioneel geheugen Buza

Afgelopen week verscheen in een ochtendblad een artikel waarin de huidige directeur van het ministerie van Buitenlandse Zaken aankondigt druk doende te zijn een einde te brengen aan de “georganiseerde chaos” en het “names and faces” beleid op het departement. De directeur geeft toe zelf verbaasd te zijn geweest dat de president haar uitverkoren heeft voor deze functie, omdat ze “geen enkele affiniteit had met het ministerie en het buitenlands beleid”. Waarom de president haar gevraagd heeft voor deze functie en niet een deskundige op zulk een cruciaal beleidsterrein als het buitenlands beleid van een land, is al veelzeggend voor het geïnstitutionaliseerde “names and faces” beleid in Suriname.
De opstelling van deze directeur is een zware sneer aan al haar voorgangers, directeuren en ministers en al die ambtenaren, hoog en laag, die stuk voor stuk, elk op hun eigen wijze geprobeerd hebben om van het ministerie van Buitenlandse Zaken een goed draaiend departement te maken.
Het siert een directeur van Buitenlandse Zaken niet om dergelijke uitspraken te doen. De directeur van Buitenlandse Zaken behoort ambtshalve tot de hoogste drie diplomaten van het land. Haar negatieve uitspraken ondermijnen de geloofwaardigheid en status van alle Surinaamse diplomaten zowel de huidige als de voorgaande. Het is in ons 38 jarig bestaan de grootste desavouering van de Surinaamse diplomatie.
Tabel directeuren van Buitenlandse Zaken 1975 – 2013
Naam Naam
1 O. van der Geld 9 H. Alimahomed
2 D.Heineman G. Alvares
3 L. Henar 10 E. Limon
4 H. Guda 11 F. Boekstaaf
5 H. Kolader 12 Mevr. J. Aarland – Nanhu
6 G. Alvares 13 R. Ramlakhan
7 W. van Eer 14 Mevr. L. Redan
8 C. Spier 15 Mevr. E. Naarendorp
Bron: Suriname Institute for Applied Diplomacy (SIAD)
Getracht is in de tabel de volgorde van links naar rechts zoveel als mogelijk vanaf het begin in 1975 te behouden. De heer Alvares heeft twee keren gefungeerd als directeur, daarom wordt hij ook twee keer genoemd, maar 1 keer genummerd. Een deel van de directeuren heeft in die functie alleen waargenomen, een formele benoeming is uitgebleven.
De heer Van der Geld was directeur van het ministerie van Algemene- en Buitenlandse Zaken, omdat in 1975 er geen apart ministerie van Buitenlandse Zaken was opgezet. Als onderdeel van het ministerie van Algemene Zaken was een directoraat Buitenlandse Zaken ingesteld.
Bij een goede bestudering van haar werkterrein zou de directeur hebben moeten weten dat het ministerie al vele jaren een “hit and run’ departement is geworden waar maatjes en gabbers van politici worden geaccommodeerd. Deskundigheid, transparantie en standaarden bij benoemingen in diplomatieke functies worden al jaren niet meer betracht.
Vanaf het ontstaan van het ministerie in 1975 is er een reglement voor de buitenlandse dienst gemaakt waarin geregeld werden: het rangenstelsel, de salariëring, de duur van detacheringen en overige rechten en plichten. Dit reglement is medio jaren negentig van de vorige eeuw herschreven en voor een deel gehanteerd in de bestuursperiode 1996 – 2000.
In 2011 heeft een teruggeroepen ambassadeur in opdracht van minister Lackin en directeur Ramlakhan naar het voorbeeld van Brazilië, Argentinië en de regio een nieuw concept voor het reglement van de buitenlandse dienst opgesteld compleet met de daarbij behorende wet. Een reis naar Brazilië voor dit doel was niet nodig.
Systematisch hebben de politieke leiders in Suriname in de afgelopen jaren bijna alle vastgelegde regels en procedures betreffende benoemingen en detacheringen in de buitenlandse dienst volkomen genegeerd.
In den beginne is dit zeer zeker niet het geval geweest, want al 6 maanden voor de onafhankelijkheid riep de toenmalige Surinaamse regering onder leiding van Henck Arron via advertenties belangstellenden op voor een functie in de diplomatieke dienst. Gevraagd werd naar kandidaten, die onder andere, een universitaire opleiding hadden afgerond en geen veroordelingen op hun naam hadden staan. De kandidaten werden eerst onderworpen aan een schriftelijk examen dat was toegespitst op de kennis van vreemde talen. De geslaagden van dit examen, verschenen daarna voor het mondeling gedeelte, dat werd afgenomen door een daartoe speciaal ingestelde commissie onder leiding van de toenmalige president van het Hof mr. Van der Geld die als medelid had, rechter mr.dr. L.Th. Waaldijk. Volgens berichten uit die tijd had premier Arron met de aanstelling van zulk een zware commissie een duidelijk signaal aan politici in Suriname gegeven dat “men niet licht de leden zou durven benaderen met onbehoorlijke verzoeken, en zo men dit toch zou wagen, zouden die er immuun tegen zijn”.
De gevolgde werkwijze laat duidelijk zien dat Henck Arron-in tegenstelling tot de huidige leiders- niet gehandeld heeft alsof hij de wijsheid in pacht had om zelf kandidaten te selecteren voor de buitenlandse dienst. Hij heeft dat in handen gelegd van een onafhankelijke commissie met een in de samenleving zeer hoog aangeschreven status. Met betrekking tot de plaatsing van de diplomaten op de posten had premier Arron ook erop toegezien, dat er sprake was van een zekere verdeling en evenwichtigheid in de diplomatieke rangen van ambassadeur, ambassaderaad en eerste, tweede en derde secretarissen.
Voor de geschiedenis kan hier worden vastgelegd dat ambassadeur Henk Heidweiller met premier Henck Arron een “gentlemen’s agreement” had gesloten dat slechts 25% van de Surinaamse ambassadeurs door de politiek zouden worden benoemd. De rest zouden goed geschoolde en getalenteerde Surinaamse mannen en vrouwen moeten zijn. De onderliggende gedachte bij deze afspraak was dat niet jan-en-alleman deze hoogste functie zou mogen bekleden, immers, het prestige van een ambassadeur is ook het prestige van het land dat hij/zij vertegenwoordigt.
Suriname maakte in 1975 dus een serieus begin voor een professionele diplomatieke dienst, maar gaandeweg werd hiervan afgestapt en zijn onze politieke leiders overgegaan tot plaatsing en benoeming van merendeels niet gekwalificeerde personen of amateurs op onze buitenlandse posten. Vanwege de kortzichtigheid van deze politieke leiders verliet Suriname het pad van het professionalisme en ging het de weg op van het amateurisme.
Wat de directeur als eerste moet doen, is het ministerie van Buitenlandse Zaken terug te nemen van de politieke leiders in het land en zichzelf losmaken van de politieke beïnvloeding i.c. een herovering van de zaak in het belang van Suriname en de Surinaamse diplomatie. Zolang zij dat niet doet, zullen deze kortzichtige en diplomatiekideologisch holle leiders doorgaan met hun patronagebenoemingen. Zij zullen met gebruik van chantage aandringen dat zelfs administratieve regels ten behoeve van hun maatjes en gabbers worden omgebogen. Kortom, zij zullen volharden in hun dwaasheden, hun onjuistheden en hun ongerechtigheden. Tenzij de huidige directeur hun omverwerpt.
Drs. R. Alihusain

error: Kopiëren mag niet!