Op maandag 1 juli 2013 is het precies 150 jaar terug dat de slavernij in Suriname werd afgeschaft. Ruim 32.911 slaven werden uit de ketenen bevrijd. Voor de afschaffing van de slavernij is er op wereldniveau veel strijd geleverd tegen dit menselijk leed. De eerste succesvolle kolonisatiepoging van Suriname was een Engelse aangelegenheid. In 1651 stuurde de Engelse gouverneur van Barbados, Francis Willoughby, met de opdracht om aan de Surinamerivier een kolonie te stichten. De Engelsen waren ervaren suikerplanters. Met de kolonisatie kwam ook de lucratieve slavernij op gang in Suriname. Tijdens de Tweede Engelse Oorlog ( 1665-1667) werd de kolonie Suriname door de Nederlanders ( Zeeuwen) veroverd en kwam deze kolonie in handen van Nederland. De Nederlanders hebben Suriname vanaf 1667 tot 1975 onder haar beheer gehad (met een kleine onderbreking van 1804-1816, tijdens het Engelse Tussenbestuur). Suriname is ruim 308 jaren (1667-1975) in de boezem van Nederland geweest.
De plantages en aantal slaven
Toen de Zeeuwen in 1667 Suriname op de Engelsen veroverden, waren er, volgens de Engelse kaart, 178 plantages in de kolonie. Ze lagen aan rivieren in het Noordoosten van de Suriname-, de Cottica- en de Commewijnerivier. Ruim een eeuw later, in 1785, was het aantal plantages gestegen tot 591, waarvan er 432 landbouwproducten exporteerden; de overige 159 verzorgden de voedselvoorziening van Paramaribo. De plantages varieerden sterk in grootte: van minder dan 10 ha tot 2500 ha; de meeste hadden een oppervlakte van 100 tot 400 ha en waren dus veel groter dan de Europese boerenbedrijven, die zelden meer dan 30 ha omvatten. Het aantal slaven per plantage varieerde eveneens sterk: van minder dan 10 tot meer dan 500: op de meeste plantages lag het aantal slaven tussen de 50 en 200.
Aantal slaven en hun behandeling in Suriname
Het is onbekend hoeveel slaven er in de loop der eeuwen in Suriname zijn ingevoerd. Wel zijn er vrij exacte cijfers over het legaal ingevoerde aantal in de periode van de “Sociëteit van Suriname” (1683-1794): ongeveer 185.000. In 1808 werd de invoer van Slavernij in Suriname verboden. De illegale invoer ging door tot 1826, toen de verplichte slavenregistratie tot stand kwam. Naar schatting zal het totale aantal naar Suriname gebrachte slaven ongeveer 300.000 geweest zijn. Over de onmenselijke behandelingen van de slaven op de plantages is er genoeg geschreven in dikke boeken. Ter herdenking van 150 jaar afschaffing van de Slavernij in Suriname is toch van belang dat vooral de jongeren de geschiedenis goed bestuderen. Een volk dat haar eigen geschiedenis niet kent, is gedoemd ten onder te gaan. Ik citeer enkele zinnen uit het boek “Van stam tot staat”, van de historicus Maurits Hassankhan e.a. het volgende: “Wel kan gezegd worden dat de slaven, juist door de slavernij, hun eigen levensomstandigheden slechts in beperkte mate konden beïnvloeden. Hun werk, voedsel, kleding, huisvesting, ontspanning, kortom zo ongeveer alles werd in theorie bepaald door hun meesters, van wie zij afhankelijk waren als onmondige kinderen”.
Van onmondigheid tot verzet
De mens heeft altijd in vrijheid willen wonen, werken, hun kinderen opvoeden en een goed bestaan hebben willen opbouwen. Vele slaven hebben strijd geleverd en zijn gevlucht van de plantages om een vrij leven te leiden, met alle ontberingen, in het bos. Deze gevluchte slaven, de Marrons, hebben ook alles gedaan om de andere broeders die op de plantages in erbarmelijke omstandigheden moesten leven en werken, willen bevrijden. De Marrons hebben hun broeders op de plantages nooit in de steek gelaten, maar zij hebben ook voor hun vrijheid gestreden. Onder druk van de Marrons, maar ook van internationale organisaties (abolitionisten), hebben de koloniale machthebbers op 1 juli 1863, ( 150 jaar terug) de slavernij in Suriname afgeschaft. Het is jammer dat er tweespalt is ontstaan binnen dezelfde doelgroep. De slaven waren niet verdeeld uit Afrika gekomen, maar doordat de Marrons jaren in de bossen geleefd hebben, hebben zij op elk gebied een achterstand gehad. De opeenvolgende regeringen hebben veel geïnvesteerd in het binnenland om het leef- en woonklimaat voor deze achtergestelden aangenamer te maken.
De bijdragen van de Creolen aan andere groepen
In de loop der jaren is het woord Creool ingevoerd, waardoor de nakomelingen van de slaven nu Creolen genoemd worden. Na de afschaffing van de slavernij (1863) en ook na het beëindigen van het Staatstoezicht (1873) zijn de Creolen massaal naar Paramaribo geürbaniseerd, m.u.v. de districten Coronie en Para. Het aantal plantages was in de loop der jaren ook heel sterk afgenomen.
Jaar | plantages | Jaar | plantages | Jaar | plantages |
1667 | 178 | 1840 | 383 | 1873 | 131 |
1785 | 591 | 1853 | 363 | 1903 | 82 |
1800 | 641 | 1863 | 200 | 1969 | 2 |
1832 | 451 |
Toen de Hindostaanse immigranten in 1873 voet aan wal zetten, waren er nog 131 plantages in Suriname overgebleven. Het leven van de immigranten (de Chinese, de Hindostaanse en de Javaanse) was niet eenvoudig. Onder erbarmelijke omstandigheden hebben zij jaren de plantages draaiende gehouden. Na hun contractperiode hebben vele immigranten voor Suriname gekozen en waren genoodzaakt met de andere groepen, vooral met de Creolen, samen te werken. Uit de historie weten wij dat de Creoolse doktoren, verpleegsters, onderwijzers, politiemannen, lassers, kleermakers, timmerlui, metselaars, monteurs, botenmakers e.a. een grote bijdrage geleverd hebben om de immigranten, die als landbouwers op de plantages gewerkt hebben, die kennis en vaardigheden van bovengenoemde vakken bij te brengen, waardoor de immigranten en hun nakomelingen in de Surinaamse samenleving sneller op de maatschappelijke ladder konden klimmen. De Creoolse leerkrachten hebben veel voor de nakomelingen van de Hindostaanse en Javaanse immigranten gedaan, vooral op het platteland ( in de verre districten). Zij trokken de polders in om de kinderen van deze immigranten te stimuleren om naar school te gaan. Wij nakomelingen van de immigranten(Hindostanen en Javanen) zijn trots op deze Creoolse Guru’s (adhyápaks) die ons zover gebracht hebben.
De klaagmentaliteit van de Creolen moet ophouden
Suriname heeft een geweldige potentie aan natuurlijke hulpbronnen. Er is genoeg geld in omloop en de ondernemers profiteren van deze geldcirculatie. Ruim 40.000 ambtenaren die vaste loontrekkers zijn en anderen die ook een vaste baan hebben, geven hun verdiende loon uit aan consumptiegoederen. De supermarkten, in alle hoeken van Suriname, komen als paddenstoelen uit de grond. Geen enkele ondernemer (vooral de handelaar ) gaat een grote investering plegen om een verlieslatend bedrijf te runnen. Vaker hoor ik dat de handelsgeest niet in de Creool zit. Ik kan nooit met deze theorie meegaan. Cultuur is niet aangeboren (niet erfelijk), maar aangeleerd. In de ambtenarij of bij een ander bedrijf werkzaam zijn, geeft slechts een stukje zekerheid, maar grote expansiemogelijkheden in economisch opzicht bestaat niet. Creolen moeten ondernemers worden. Ga op les bij de Hindostaan, Libanees, Javaan of bij de Chinees.
Boodschap i.v.m. 150 jaar afschaffing slavernij
Ik wil alle landgenoten oproepen om hard te blijven werken om Suriname tot een welvarende staat te maken. Suriname heeft veel mogelijkheden op elke gebied. Ik constateer dat mensen uit andere werelddelen (Azië) naar Suriname migreren; zij leggen ongeveer 18.000 km af en komen in alle buurten van Suriname; huren of bouwen hun winkels en zetten andere bedrijven op; zij romen op een legale (eerlijke) manier het geld van Surinamers af. De Surinamers willen liever bij de overheid een baan en klagen dat het niet goed gaat met hen. Zij wachten op de overheid voor een volkswoning; zij willen gratis een bouwkavel; zij willen een on-en minvermogenkaart. Tenslotte wil ik alle Surinamers (vooral mijn Creoolse broeders/vrienden) oproepen, om na 150 jaar, de handelsgeest te ontwikkelen en met een eigen bedrijf (een winkel of een supermarkt) te beginnen. Er is nog veel muziek in de handelssector. De politici roep ik ook op om hun achterban te stimuleren om ondernemers te worden. De winsten van de Surinaamse ondernemers blijven in Suriname. Met die winsten creëren de Surinaamse ondernemers werkgelegenheid voor de andere Surinamers, maar wij hebben weinig zicht op de winsten van buitenlandse bedrijven (winkels en supermarkten). Tenslotte wil ik alle Surinamers oproepen om niet te blijven klagen, maar de handen in eigen boezem te slaan. Wat wij nu planten, zullen onze kinderen later oogsten.
Hardeo Ramadhin