Zekerheid, dat willen de Indiase investeerders in de palmolie-industrie. ‘Ik zou hetzelfde hebben gedaan’, reageert de trekker van de palmoliedeal met de Indiase Foods, Fats and Fertilizers Hyderabad (FFFH) in Suriname, Richard Kalloe. Thans wordt de laatste hand gelegd aan de contractontwikkeling. Verder is het een vereiste van FFFH dat de overeenkomst De Nationale Assemblee passeert. ‘Dat willen zij nadrukkelijk hebben alvorens investeringen te plegen’, zegt Kalloe. Volgens hem betreft het een gigantische investering. Naar Dagblad Suriname verneemt, gaat het om een investering van ruim US$ 200 miljoen en een areaal van 34.000 hectare dat beplant zal worden.
In oktober 2012 werd het principeakkoord tussen Suriname en FFFH beklonken, nadat er in 2008 een memorandum of understanding was getekend. De deal zou rond de jaarwisseling in december 2011 door de regering Bouterse worden getekend. Dat had de president op 21 december 2011 beloofd. Zes dagen daarna bleek die belofte van Bouterse op water geschreven, doordat er een meningsverschil ontstond tussen de twee onderhandelaars namens de Staat Suriname, te weten Richard Kalloe en Winston Caldeira. Beiden waren toen de leiders van de Investment & Development Corporation Suriname (IDCS) NV. Caldeira was het niet eens met de 15 procent vennootschapsbelasting zoals die in eerdere instantie was afgesproken. Volgens Kalloe zouden de Indiërs een belastingvoordeel moeten krijgen, omdat zulke grote investeringen in de landbouw ruime risico’s met zich meedragen. De deal sprong door dit meningsverschil. Ook werd Kalloe toen uit de IDCS gezet door de president en zou hij een aparte investeringsmaatschappij krijgen. Intussen ging Kalloe weer aan de onderhandelingstafel met FFFH en sloot in oktober 2012 een principeakkoord met ze.
De regering Venetiaan/Sardjoe had tijdens haar periode een verregaande deal met het Chinese bedrijf China Zhong Heng Tai (CZHT) voor een palmolieproject, maar deze ging ook niet door. De overeenkomst met CZHT was het parlement al gepasseerd, maar de deal stuitte bij het storten van een borgsom. Er was ook heel veel kritiek op deze deal toen. Men vond dat CZHT in Suriname was voor het hout en niet om palmolie te planten. Het bedrijf was van origine een houtkaponderneming. In deze deal mocht CZHT zelf haar areaal ontbossen en het hout verkopen. Dat zou ongeveer US$ 900 miljoen opleveren. Dit geld zou dan geïnvesteerd worden in het palmolieproject. Ook zou het bedrijf 10% lokale krachten gebruiken. De rest, 4.500 arbeiders, zou geïmporteerd worden uit China. Vooral de politieke partij Abop was een felle tegenstander van deze deal. Bij het aantreden van de nieuwe regering trachtte CZHT een nieuwe deal te sluiten. Men zou in het klein op de bestaande arealen van Patamacca gaan planten. Ook hiervan is niets terecht gekomen.
In vergelijking met de overeenkomst met CZHT, zal de Indiase FFFH mogelijkheden bekijken om de ontbossing over te laten aan Suriname. Het terrein zal ze in huur krijgen voor 40 jaar. Het ontginnen van het bos zal de staatskas US$ 1.2 miljard in een periode van 10 jaar opleveren. ‘Dit bedrijf wil het project uitvoeren met voornamelijk lokale arbeidskrachten en indien wij niet in staat zouden zijn die arbeidskrachten te leveren, zal de onderneming samen met de overheid gaan kijken welke buitenlanders het meest geschikt zijn om de arbeidsplaatsen in te vullen. Het te exploiteren gebied zal veelal niet bewoond zijn.’
Asha Gajadien-Bhagwat