In een saga die zo uit een slapstick-politieserie lijkt te komen, is de politie nog steeds op zoek naar de voortvluchtige Desi Bouterse en zijn sidekick Iwan Dijsteel.
Deze heren zijn veroordeeld voor de beruchte moorden van 8 december 1982, maar slagen erin om zichzelf als de Houdini’s van Suriname te presenteren.
Het is alsof de politie meer gefascineerd is door spannende tv-series dan door hun eigen zaak. Eerst laten ze Desi rustig gaan en nu, als in een bizarre achtervolgingsscène, proberen ze hem te vinden. Het lijkt wel alsof niemand de memo kreeg om hem meteen te omsingelen. Misschien hadden ze er gewoon geen zin in, wie weet?
Na maanden van mysterie en misverstanden kloppen ze eindelijk aan bij Desi’s huis voor een huiszoeking. Alsof Desi daar in zijn luie stoel zit, een kopje koffie in de hand, wachtend om te zeggen: “Kom gezellig binnen!”
Zijn lieve vrouw Ingrid staat uiteraard versteld en heeft geen idee waar haar man uithangt. Wat een man, hè?
Laat zijn vrouw en kinderen zomaar in de steek. Als er iemand is die elke hoek en steeg van Suriname kent, dan is dat wel Desi. Dankzij zijn eerdere vonnis in Nederland voor drugs, heeft hij het verstand gehad om Suriname niet te verlaten. Zoals ze zeggen, “frede deng bong horing,” maar nu prijkt zijn naam trots op de Interpol-opsporingslijst.
Misschien moet Desi de rollen eens omdraaien en de politie uitnodigen voor een theekransje op een geheime locatie, want het lijkt erop dat ze altijd laat op het feestje komen. “Jongens, ik zit hier hoor!”
In deze doorlopende komedie blijven wij toekijken. Misschien pakken ze de popcorn erbij, want als de politie er een serie van maakt, wordt het vast een hit!