Vanuit het perspectief van de linkse econoom Michael is de olievondst voor de kust van Suriname een veelbelovende, maar ook risicovolle ontwikkeling. President Santokhi’s belofte om elke burger USD 750 met rente te geven, kan gezien worden als een poging om de directe voordelen van deze natuurlijke hulpbron te delen. Echter, zo’n belofte roept vragen op, zeker in een tijdperk waarin economische onzekerheid heerst en verkiezingen over zes maanden plaatsvinden.
De huidige economische situatie in Suriname, gekenmerkt door een daling van de levensstandaard, kan de overheid ertoe aanzetten om de samenwerking met olie-exploitant TotalEnergies snel te gelde te maken. Toch moeten we voorzichtig te werk gaan. Volgens Michael zou het uitdelen van onmiddellijke contante voordelen kortzichtige electorale politiek kunnen zijn. Het zou vooral dienen als een tijdelijke pleister op een diepere economische wond zonder duurzame oplossingen te bieden voor structurele problemen.
In plaats van directe uitkeringen, stelt Michael dat de olie royalty’s geïnvesteerd zouden moeten worden in langetermijnprojecten die economische stabiliteit en diversificatie bevorderen. Er zou bijvoorbeeld een nationaal fonds opgericht kunnen worden om te investeren in onderwijs, infrastructuur en groene energieprojecten. Dit zou economische kansen kunnen creëren en de afhankelijkheid van één enkele hulpbron verminderen.
Bovendien zou een deel van de opbrengsten naar sociale programma’s kunnen gaan die armoede en ongelijkheid aanpakken. Door te investeren in de mensen, niet alleen in hun portemonnees, kan Suriname vooruitgang boeken naar een evenwichtige en inclusieve economie.
Kortom, terwijl directe uitkeringen aantrekkelijk kunnen lijken, is het cruciaal om de olieopbrengsten strategisch te beheren. Enkel door doordachte planning en investeringen kan Suriname de volledige voordelen van zijn natuurlijke rijkdom realiseren en een betere toekomst voor zijn bevolking verzekeren.