In 50e jaar onafhankelijkheid: invoeren schoolbeurs tot en met 21 jaar

Suriname vierde 49 jaar Staatkundige onafhankelijkheid onder omstandigheden die niet veel verschillen van de voorgaande keren. De nadruk lag een beetje zoals verwacht op het zogenaamd prachtige nieuws dat voor de kust van Suriname olie is ontdekt en de exploitanten van die natuurlijke hulpbronnen hebben besloten de kans te nemen om die olie ingaande 2028 naar boven te pompen. Het gaat om relatief enorme hoeveelheden, bijvoorbeeld bekeken per hoofd van de bevolking. Hoeveel hoofden we tellen wordt nu geteld middels de Census en zal het duidelijk worden ergens eerste kwartaal 2025 hoe we demografisch ervoor staan. 

De Surinaamse bevolking heeft een behoorlijk lage opleiding genoten. Een behoorlijk deel heeft niet eens een afgeronde GLO. Dat merk je ook aan de manier waarop mensen op populaire platforms en in het openbaar reageren op maatschappelijke ontwikkelingen en welke keuzes men zelf maakt en ondersteunt en welke niet. Door de lage scholing is een behoorlijk deel van de Surinaamse samenleving niet in staat om bij te dragen of te profiteren van de inkomsten die ons direct en indirect ten deel kunnen vallen. De enige manier waarop voor dat deel van de bevolking dat zal gebeuren, is middels de populistische onvoorwaardelijke cash transfers die ook in Guyana plaatsvinden. Het moment dat deze acties plaatsvinden, dan is dat een teken dat een groot deel van de samenleving niet in staat is middels actieve participatie een aandeel te hebben in de economische activiteiten. 

Wij delen daarom niet in de populaire euforie die er zou heersen bij politici die beter weten en bij delen van de bevolking die er niets van snappen vanwege hun lage scholing. Feit is dat de echte winsten van de olie-exploratie gaan naar de buitenlandse bedrijven die de olie gaan winnen. Daarna gaan de grote winsten naar de buitenlandse bedrijven die diensten zullen leveren en de vreemdelingen (expats) die op de boorplatforms zullen werken. Hun arbeidsvoorwaarden zullen verschillen met die van de weinige Surinaamse die er onder mogelijk dubieuze omstandigheden in de sector zullen werken. Zo zullen deze Surinamers geen zinvolle pensioenen opbouwen door de constructies die zullen worden gebruikt om deze burgers te laten werken. Staatsolie-werknemers zullen ook profiteren van deze sector. 

De olie-exploratie begint over pakweg minder dan 3 jaar en het is nog steeds niet duidelijk hoeveel Surinamers mogelijk direct emplooi zullen vinden in deze nieuwe opkomende sector. Hoeveel procent van de total work force zal Surinaams (moeten) zijn? Suriname zal nooit meer hetzelfde zijn zegt een directeur, maar waarom en hoe vertelt hij niet. 

Welk deel van Suriname hij bedoelt, is ook niet duidelijk. Er zijn al scenario’s uitgezet die erop wijzen dat Suriname vanaf 2028 een enorme bbp-groei kan meemaken net als Guyana, maar dat de bbp-grafiek sterk weer zal dalen naarmate de olie-voorraden slinken. Die scenario’s wijzen uit dat de bbp-groei zal dalen om bij opraken van de olie te eindigen in de buurt van waar we nu zijn. Tegen die tijd zal al het oliegeld zijn opgesoupeerd. 

Suriname zal dan nog steeds een gebroken plantage zijn omdat Suriname nooit gezegend is geweest met goede bestuurders, een eerste voorwaarde waaraan voldaan moet zijn voordat politici de zorg van een volk op zich willen nemen. 

De Winti-Wai-Lanti-Pai generatie politici die de onafhankelijkheid van de bevolking van Suriname forceerde, kan niet gerekend worden tot een generatie politici die een traditie en cultuur van goed bestuur heeft voortgezet. Het was de generatie van wanpresterende en corrupte politici, de voorvaderen van degenen die nu hun ‘afo’ met vlag en wimpel overtreffen, het wanpresteren zit ze in het bloed. 

Het gebrek aan liefde bij de Surinaamse bestuurders vanaf 1975 en ook daarvoor, merk je wanneer je door Paramaribo rijdt. Het is een levenloze, vieze, verwaarloosde, grijze en dokere stad. De politici hebben geen ambitie Paramaribo en Suriname mooi en aantrekkelijk te maken, de ondernemers die het geld uit de samenleving zuigen ook niet. Bij 49 jaar onafhankelijkheid moet ook gezegd worden dat sommige bevolkingsgroepen zich meer onderdeel en eigenaar van Suriname voelen dan anderen. Dat zie je ook aan de activiteiten die rond de onafhankelijkheid worden georganiseerd in stad en de districten. Dat zie je ook aan de vluchten uit Nederland naar Suriname. Er is meer gevoel voor het collectieve bij bepaalde groepen dan bij anderen. Dat staat niet helemaal los van de culturele en religieuze waarden. 

Zo zien we dat groepen die tegen de onafhankelijkheid waren rond 1975, daarna korte tijd wel middels kunst en cultuur hun betrokkenheid bij en de liefde voor de  nieuwe republiek hebben willen benadrukken. Dat is inmiddels tot een historisch dieptepunt gedaald, gepaard gaande weer met een iets verhoogde vorm van het verlaten van Suriname voor voornamelijk Nederland en tegenwoordig ook België. Het moet ook aangegeven worden dat, de desastreuze keuzes daargelaten, er enige kwaliteit aanwezig was onder de politici die aan de vooravond stonden van de onafhankelijkheid. Op dat vlak is over de gehele breedte een enorme armoede ingetreden. 

Suriname kent op dit moment geen groepsoverstijgende inspirerende nationale leiders. Suriname staat in 2024 er uiterst gepolariseerd bij, maar we hadden in het dichter bij elkaar komen behoorlijke stappen gemaakt, waardoor de teruggang nog niet op een kritiek punt is. 

Door de politieke armoede en de lage scholing van de Surinamer, is het land niet in staat om het kapitaal dat beschikbaar zal komen, te gebruiken voor een economische transformatie van Suriname, met het oog op het tijdperk zonder olie. 

Er zijn geen lange-termijn-doelen in Suriname, omdat men uitgaat van het opgeven van de republiek als het onleefbaar wordt. Er zijn analytici die zeggen dat het over het algemeen zeer moeilijk is voor landen met een kleine bevolking om te overleven in de rij van meestal grote landen. Landen met een kleine economie en bevolking zullen per definitie door de bescheiden schaal op en neer gaan en niet duurzaam stabiel zijn, tenzij het land vanwege een goed geschoolde bevolking iets unieks met de ‘comparatieve voordelen’ van de samenleving kan doen middels briljante leiders. 

Suriname mist alle twee ingrediënten: zowel de visionaire leiders als de goed opgeleide bevolking. 

Bij 49 jaar Suriname merken we dat de Surinaamse politiek geen visie heeft wat te doen met de meerinkomsten vanaf 2028: er wordt alleen gedacht aan het uitgeven van het kapitaal aan consumptie. Er is voor de economische duurzaamheid en transformatie in 2017 een Spaar- en Stabilisatiefonds opgericht in De Nationale Assemblee, maar dat wordt nu doodgezwegen. 

De Census zal straks uitwijzen wat de stand van zaken is met betrekking tot de productieve beroepsbevolking, maar er zou al in Suriname sprake zijn van vergrijzing. Op de lange termijn ziet de toekomst van het land er niet denderend uit. 

De oplossing van alles is om in het 50e jaar zwaar te investeren in de Surinaamse jeugd: die moet zo lang mogelijk op school blijven en zo veel als mogelijk de middelbare school en ten minste een HBO afmaken. Alleen dan hebben politici het algemeen belang gediend. Het eerste wat de Surinaamse regering met de meergelden moet doen is om een beurs in te stellen op basis van een minimumloon voor alle kinderen tot en met 21 jaar die naar school gaan.       

error: Kopiëren mag niet!