Boodschap bij 49 jaar onafhankelijkheid
Een hoopvolle toekomst
Met gepaste trots vieren wij de negenenveertigste jaardag van onze onafhankelijkheid en hoopvol gaan wij op weg naar de vijftigste. We mogen er trots op zijn dat wij de kinderziekten van een onafhankelijke staat niet alleen hebben overleefd, maar mede daardoor ook een sterker volk zijn geworden. We zien de toekomst hoopvol tegemoet omdat wij als jonge republiek door diepe crises heen zijn gegaan en telkens weer veerkrachtig zijn opgestaan. We zijn vele dwaalwegen ingeslagen en soms leek het erop alsof we de weg volledig waren kwijtgeraakt, maar het geloof in een goede God wees ons steeds weer nieuwe wegen om met elkaar uit de misère te geraken. Al is het dat wij door schade en schande wijs worden.
In deze brief willen wij slechts kort terugblikken op het verleden en enkele opvallende zaken noemen die de ontwikkeling van de democratie, de economie, het onderwijs en de gezondheidszorg stagneren. Summier noemen wij ook het slavernijverleden. Wij hopen zo slechts een eerste aanzet te geven om te komen tot een kritische zelfreflectie op weg naar de viering van het vijftigste jaar van onze onafhankelijkheid. Wat wij vooral hopen is dat wij, ieder vanuit zijn of haar eigen geloofsovertuiging, door een eerlijk gewetensonderzoek gesterkt worden in onze liefde voor land en volk en groeien in zelfvertrouwen.
Hoe het begon
Op weg naar de onafhankelijkheid stelden velen zich de vraag of wij daar wel rijp voor waren en de etnische verschillen werden door de politiek dusdanig opgespeeld dat er onlusten ontstonden en velen het land verlieten om hun geluk te zoeken in het land van de kolonisator. Nu blijkt achteraf dat de onafhankelijkheid niet te vroeg, maar eerder veel te laat kwam. Het dekolonisatieproces had zich immers al veel eerder ingezet in de rest van de wereld. Echter, we leerden niets van de andere jonge onafhankelijke staten en maakten dezelfde en ergere fouten.
Wij waren aan het begin van de onafhankelijkheid een rijk land; er was geld in overvloed. Maar de geschiedenis leert ons dat een overvloed aan geld en grondstoffen nog geen garantie zijn voor duurzame ontwikkeling. Binnen de eerste vijf jaren heerste er grote ontevredenheid onder de bevolking. De armoede en de bekrompen etnische politiek bleven hardnekkig aanwezig. De documentaire Uma fu Sranan (1978) brengt dat sterk in beeld. Dominee G. Polanen typeerde die tijd als volgt: “Iedereen zag dat het verkeerd ging, maar niemand durfde de kat de bel aan te binden.” Deze ontevredenheid was aanleiding voor overmoedige militairen om een coup te plegen. Zij stortten ons land in een verschrikkelijk avontuur welke resulteerde in een economisch en moreel bankroet. Goed functionerende instituten die de radertjes zijn voor een goed functionerend staatsbestel werden uitgehold waardoor rechtschapen deskundigen het land verlieten. Zoals in de aanloop naar de onafhankelijkheid vertrokken veel mensen van goede wil en fatsoen naar het buitenland. Het massaal wegtrekken van landgenoten blijkt achteraf toch nog een zegen te zijn geworden. Wan ogri tyari wan bun. In economisch moeilijke tijden zorgden en zorgen de families in het buitenland dat de armoede in Suriname dragelijk blijft. Surinamers zijn niet enkel gelukzoekers in het buitenland gebleven maar zijn evenzeer gelukbrengers geworden. Zij zijn een significante en goed geïntegreerde minderheid in Nederland geworden die de ontwikkelingen in Suriname op de voet blijft volgen.
Liefde voor democratie
Hoewel de etnische spanningen rond de onafhankelijkheid hoog werden opgespeeld kwam de uiteindelijke beslissing om onafhankelijk te worden op een unieke democratische wijze tot stand. Toen de democratie eenmaal beslist had, sloten de leiders vrede en kon 25 november 1975 op vredige en uitbundige wijze door iedereen worden gevierd. Met verkiezingen enkele maanden voor de boeg grepen politiek onervaren onderofficieren de macht in 1980 en vernietigden de democratische rechtstaat. Niet alleen deze twee kernwaarden werden aangetast, maar haast alle waarden en normen vervaagden, mensenrechten werden geschonden en de corruptie die de militairen aanvankelijk wilden bestrijden werd van kwaad tot erger. De binnenlandse oorlog die in de jaren tachtig van de vorige eeuw woedde, vernietigde niet alleen moeizaam opgebouwde infrastructuur, maar ook het traditioneel gezag in de inheemse en marrondorpen werd zwaar ondermijnd.
Ondanks deze enorme tegenslagen bleef het Surinaamse volk verlangen naar het herstel van een democratische rechtstaat. De verkiezingen van 1987, met de slogan “Gi mi owru su” toonden aan dat wij naar democratie verlangen zelfs als we weten dat de ‘oude politiek’ niet alles is. We hebben hier met uitzondering van de militaire periode altijd vrije, eerlijke en geheime verkiezingen gehouden en de uitslagen gerespecteerd en de macht vredig overgedragen. Het Surinaams volk verdient hiervoor een pluimpje. Echter, wij willen als kerkelijke leiders erop wijzen dat er op een onvolwassen wijze wordt omgegaan met de democratische waarden. Zo komt het leiderschap binnen de partijen op zeer bedenkelijke manieren tot stand. De financiering van politieke partijen is niet transparant en nog altijd blijkt dat alle politieke partijen langs etnische lijnen worden geleid. Wij constateren dat paradoxaal genoeg alle leiders, ook die van de kleinste politieke partijen, tot eenheid oproepen maar dat niemand echt bereid is samen te werken. Coalities lijken enkel uit te zijn op het verkavelen van de macht zonder dat er een eenheid van beleid valt te bespeuren. De debatten in de Nationale Assemblee zijn weinig verheffend en dragen er niet aan bij dat het volk betrokken blijft bij de ontwikkeling van het land. De Districts- en Ressortraden functioneren niet en verslinden veel geld zonder tastbare resultaten. Het lijkt er wel op dat de democratie niet verder gaat dan de paar minuten in het stemhokje. Verkiezingscampagnes richten zich steeds weer op sensationele propaganda zonder enige diepgaande discussie over ontwikkelingsprogramma’s. De religieuze organisaties hebben de politieke partijen herhaaldelijk zonder resultaat opgeroepen om met elkaar een ethische verkiezingscode af te spreken.
Het volk gaat in deze ook niet vrijuit en doet mee met de corrupte houding van voor wat, hoort wat. Het is een bekend fenomeen geworden dat er rond de verkiezingen grondbeschikkingen worden uitgedeeld, dat het ambtenarenkorps zich disproportioneel uitbreidt en ondernemers grote opdrachten krijgen toebedeelt. Dit alles ontsiert onze democratie en lokt steeds weer de uitdrukking uit: het volk krijgt de leiders die het verdient.
De economie
De economische ontwikkeling van de afgelopen jaren laat zich typeren door: een stap vooruit en twee stappen achteruit. Ondanks een riant startkapitaal zijn we na negenveertig jaren armer dan wij in 1975 waren. Er zijn periodes geweest van moeizame opbouw en snelle afbraak. We zijn nu reeds door drie drastische structurele aanpassingsprogramma’s gegaan. Deze ontwikkelingen brengen velen ertoe te verzuchten dat het nooit goed komt met Suriname. Wij delen deze mening niet en geloven in integer zakendoen en verstandig omgaan met geld. Twee jaar geleden heeft de IRIS reeds opgeroepen tot een integrale menselijke ontwikkeling waarbij welvaart steeds samen moet gaan met welzijn. Welzijn is binnen ons bereik omdat we als volk hoge idealen in ons vaandel dragen. Het feit dat veel rechtgeaarde Surinamers, ondanks alle corruptie en negativiteit, trouw blijven aan de spreuk in ons wapen: Justitia, Piëtas, Fides, is een sprankje van hoop.
Wij constateren verder dat in 1975 bauxiet de kurk was waarop de Surinaamse economie dreef. In de loop van de jaren zijn hout, goud en aardolie bijgekomen. Het is opvallend dat de rijkdom van het land niet rechtvaardig verdeeld wordt. Als geestelijke leiders vragen wij ons af waarom wij nog steeds goedkope grondstoffenleveranciers blijven voor de rijke landen en waar de winsten uit vooral de hout- en goudsector terechtkomen. De armen merken haast niets van de winsten uit de natuurlijke hulpbronnen van ons land. Het is voor ons onacceptabel dat grote winsten van exporteurs op buitenlandse banken worden gestort terwijl wij hier niet de meest elementaire zaken kunnen aanschaffen voor de gezondheidssector en het onderwijs.
Wij vinden het verder opmerkelijk dat hoewel er armoede heerst er toch veel arbeidsmigranten uit Haїti, Cuba, China, en Brazilië naar Suriname komen en het werk doen die Surinamers schuwen. Dit is vooral te merken in de detailhandel, kleinschalige mijnbouw, landbouw, visserij en veeteeltsector.
Er is een ware euforie losgebarsten met de vooruitzichten van de gas- en olie-inkomsten die we zullen krijgen. We willen de regering en het volk herinneren aan de bekende gezegde: moni no e tyari koluku. Het is niet vanzelfsprekend dat wij met meer geld gelukkiger zullen zijn. We kunnen welvarender en gelukkiger worden als we samen een rechtvaardige samenleving opbouwen waar er aandacht is voor de armen en zwakken en als wij onderwijs en gezondheid stellen boven luxeartikelen en dure reizen. Wij willen het volk eraan herinneren dat welvaart niet uit de lucht komt vallen en dat de gebraden duiven niet automatisch ons in de mond komen vliegen maar dat wij bereid moeten zijn offers te brengen, om hard te werken en te sparen voor de toekomst. Wij willen waarschuwen tegen het overmatig consumptief gedrag van ons volk. Alle godsdiensten roepen immers op om de deugd van matigheid te beoefenen. Bij de economische ontwikkeling van ons land is het onze generatie geboden een duurzame ontwikkeling tot stand te brengen waarbij er ruime aandacht is voor milieuvraagstukken. Binnen het Amazonegebied vormt het Guyanaschild een uniek geheel in de wereld. Een harmonieuze ontwikkeling van mens en milieu wordt door alle religies voorgeschreven. Een gezamenlijke zorg voor Moeder Aarde zal mensen van verschillende godsdiensten dichter bij elkaar brengen.
Onderwijs en gezondheidszorg
Zoals eerder gezegd kunnen wij niet diepgaand ingaan op deze twee sectoren maar we willen ze wel onder de aandacht brengen van iedereen omdat goed onderwijs en gezondheidszorg de basis vormen voor de ontwikkeling van alle andere sectoren. In de negenenveertig jaren hebben twintig ministers leiding gegeven aan het ministerie van Onderwijs. Dit feit alleen moet onze politieke leiders wakker schudden. Het is de hoogste tijd dat onderwijs en gezondheidszorg uit de enge politieke arena worden gehaald. Er is geen langetermijnvisie en -beleid uitgevoerd op deze ministeries. Rapporten van nationale en internationale deskundigen en organisaties zoals van de UNESCO en ILO bleven onaangeroerd of werden op onsamenhangende wijze uitgevoerd. Steeds weer werden onderwijs en gezondheidszorg het kind van de rekening bij het falend economisch beleid van opeenvolgende regeringen. Opvallend is ook het verloop van deskundigen op deze ministeries. Over de hele linie vertrekt het deskundig kader naar het buitenland en er is een chronisch gebrek aan essentiële middelen. Er is hier sprake van een collectief falen. We moeten onze prioriteiten scherp stellen. Natuurlijk kunnen we als klein land niet alles wat mogelijk is op het gebied van onderwijs of gezondheidszorg. Maar laten wij kiezen voor wat het meeste nut oplevert voor de meeste mensen en speciale regelingen treffen voor de uitzonderingsgevallen.
Wij merken dat de meest getalenteerde jongeren na het behalen van hun middelbare school rechtstreeks op het vliegtuig stappen voor verdere studie in het buitenland. Wij juichen het toe dat jongeren zich zo hoog mogelijk willen ontwikkelen maar doen tegelijk een beroep op hun vaderlandsliefde om nimmer te vergeten waar ze vandaan komen en dat er toch iets van idealisme in ieder van ons moet leven om ons dienstbaar op te stellen voor land en volk.
Wat de gezondheidszorg betreft, hebben wij in de afgelopen periode enorme vooruitgang geboekt voor wat de besmettelijke en infectieziekten betreft. Door de technologische ontwikkelingen zijn we tot meer in staat dan vijftig jaar geleden. Wij moeten helaas constateren dat de kwaliteit van onze gezondheidszorg per saldo sterk achteruit is gegaan en dat we moeten streven om het niveau en de kwaliteit van weleer te herwinnen. Aan de ene kant is er vooruitgang en toegang tot de medische zorg maar door een ongezonde levensstijl zijn er chronische aandoeningen bijgekomen. Overmatig roken, alcoholmisbruik, ongezond eten en weinig lichaamsbeweging zorgen voor een schrikbarende toename van ziekten die voorkomen of verminderd hadden kunnen worden. Wij roepen op om in harmonie met de schepping te leven en een gezonde levensstijl op na te houden. Het verheugt ons dat veel hoogopgeleide medische specialisten van Surinaamse afkomst vele malen met speciale missies hierheen komen en vele landgenoten hebben geholpen die anders ten dode waren opgeschreven. Wij rekenen erop dat deze trend zich zal voortzetten. Deskundigen op ander gebied kunnen een voorbeeld nemen aan de medici en verpleegkundigen die bezorgd blijven en collega’s aanmoedigen zich edelmoedig in te zetten.
Slavernijverleden
De laatste jaren is er terecht veel aandacht voor het slavernijverleden. Met de excuses van de Nederlandse overheid en de koning der Nederlanden zijn wij in een nieuwe fase beland van samen leven met elkaar. Het zal enige tijd vergen om het leed te verwerken. We mogen het echter niet koesteren maar we moeten de uitgestoken hand juist aanvaarden om te werken naar verzoening toe waarbij wij de gezamenlijke verantwoordelijkheid aanvaarden voor de toekomst van de beide volken die door de geschiedenis aan elkaar gesmeed zijn. Wij zien ook hierin nieuwe hoop op een hechtere samenwerking tussen de beide volken.
Godsdienstigheid
Tenslotte past het dat we de hand ook in eigen boezem steken. Suriname wordt alom geprezen voor zijn religieuze tolerantie. Waar godsdienst elders op de wereld een bron van verdeeldheid en geweld vormt, zien wij in Suriname dat de verschillende godsdiensten door vreedzaam met elkaar op te trekken, zorgen voor rust en stabiliteit in het land. De IRIS waakt ervoor dat deze verworven deugd niet verstoord raakt door fanatieke of extreme groepen die binnen iedere godsdienst te vinden zijn. Hoewel er vooral bij de hoogfeesten en bij de initiatierituelen zoals, geboorte, huwelijk en overlijden, een grote deelname is van de gelovigen, moeten wij ook vermelden dat er ook oppervlakkigheid heerst in de beleving van de godsdienst. Er is soms sprake van uiterlijke schijn; kennis en diepgang ontbreken. Uiteindelijk gaat het bij iedere godsdienst niet slechts om het belijden van het geloof maar meer nog om het beleven en het in praktijk brengen ervan. In een land van zoveel gelovigen mag er niet zoveel corruptie, criminaliteit, huiselijk geweld of ander sociaal onrecht heersen. In een gelovig land hoeven kinder- en bejaardentehuizen of mensen en groepen met een handicap niet te smeken om een financiële bijdrage maar zou het ieders plicht moeten zijn om van harte te geven aan instellingen die zich ontfermen over de zwakkeren.
Tot besluit
We zijn ons ervan bewust dat wij boodschappen brengen die niet iedereen in dank zal afnemen. Vaak wordt bij feesten in familiekring of bij nationale feesten van ons verwacht dat wij vrome, neutrale en nietszeggende boodschappen brengen waarmee iedereen tevreden is. Maar het is de taak van iedere godsdienst om de mens zonder aanziens des persoons op te roepen de weg van de allerhoogste te bewandelen. Wij willen niemand naar de mond praten zonder dat wij de pretentie hebben het beter te weten.
Als volk hebben wij het bijzonder vermogen om met weinig middelen een feest te bouwen en vreugde te beleven. We zullen bij de negenenveertigste jaardag van onze onafhankelijkheid wederom uitbundig feesten. Feesten zijn belangrijk omdat ze ons dichter bij elkaar brengen waardoor wij ook het goede van het even leven kunnen delen.
Wan switi Srefidensi!
De Interreligieuze Raad in Suriname
Robbert Bipat (Surinaamse Islamitische Vereniging)
Karel Choennie (R.K. Bisdom Paramaribo)
Jules Donk (Israëlitische Gemeente in Suriname)
Arjun Gajadharsing (Sanathan Darm Mahasabha Suriname)
Adiel Kallan (Madjlies Moeslimin Suriname)
Atmanand Ramcharan (Arya Dewaker Suriname)