Carlo Jadnanansing
In SJB 2024 no. 1/2 is een belangwekkend artikel van de hand van prof.mr.dr. Monique Veira verschenen getiteld: “Het biologisch vaderschap”.
‘Wie is je moeder? Wie is je vader?’ zijn vragen die – volgens de auteur – een aanstaande schoonzoon of -dochter bij het eerste bezoek aan de toekomstige schoonouders van Surinaamse afkomst meestal meteen moet beantwoorden. Maar ook “tante Es” (Jörgen Raymann) placht deze vraag standaard te stellen aan de geïnterviewde.
De vraag over de biologische afstamming van moederszijde is over het algemeen gauw beantwoord, terwijl die van vaderszijde problematisch kan zijn. Het juridische en biologische vaderschap behoeven niet samen te vallen.
De auteur begint haar artikel met begripsomschrijvingen waarbij zij de gerechtelijke vaststelling van het biologisch vaderschap omschrijft als de rechtsactie waarbij het kind dat wel of geen juridische vader heeft, aan de rechter het verzoek doet om een man – waarvan vermoed wordt dat hij de biologische vader is – te dwingen om middels DNA-onderzoek mee te werken aan vaststelling van de biologische band tussen hem en het kind.
Het doel van de gerechtelijke vaststelling van het biologische vaderschap is slechts om het kind kennis te laten verkrijgen over zijn afstamming.
De vaststelling van het juridisch vaderschap in het geldend B.W.
De aandacht wordt erop gevestigd dat het artikel geschreven is vóórdat het Nieuw Surinaams B.W. (NSBW) op 13 augustus 2024 door DNA werd aangenomen. De inwerkingtreding middels bekrachtiging en afkondiging moet nog plaatsvinden.
Wanneer de auteur dus spreekt van het geldende B.W. wordt bedoeld het oude B.W. Volgens dit wetboek is de man de juridische vader van een kind:
– als het geboren of verwekt is tijdens het huwelijk;
– of geboren is binnen 306 dagen na ontbinding van het huwelijk;
– of geadopteerd of erkend is.
De vaststelling van het juridische vaderschap heeft de volgende consequenties:
1. de man wordt – met uitzondering van het juridisch vaderschap door adoptie- met terugwerkende kracht tot de geboorte van het kind de juridische vader;
2. de man wordt onderhoudsplichtig;
3. het kind krijgt de geslachtsnaam van de man;
4. het kind krijgt de nationaliteit van de man;
5. het kind gaat behoren tot de eerste groep erfgenamen van de man.
Een gerechtelijke actie voor vaststelling van het biologisch vaderschap bestaat niet in het geldende B.W.
De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap
De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap is de actie waarbij het vaderschap van de man die de vermoedelijke verwekker van het kind is, door de kantonrechter vastgesteld kan worden. De gerechtelijke vaststelling van het vaderschap heeft dezelfde gevolgen als de erkenning. Deze gevolgen zijn in het NSBW enigszins beperkt bij de erfopvolging.
In het NSBW heeft de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap geen erfrechtelijke gevolgen als de man ten tijde van het doen van het verzoek tot vaststelling is overleden, tenzij het verzoek is gedaan binnen 5 jaar na geboorte van het kind. Is de man nog in leven, dan heeft de gerechtelijke vaststelling van het vaderschap wel erfrechtelijke gevolgen.
De gerechtelijke vaststelling van het biologisch vaderschap in het NSBW
In artikel 1:199b NSBW is anders dan het Nederlands wetboek, opgenomen dat eenieder het recht heeft om voor zover mogelijk te weten, van welke biologische ouders men afstamt.
Recht van het kind op vaststelling van de biologische afstamming
Ook in het nieuwe recht is het recht van het kind tot vaststelling van de biologische afstamming niet uitdrukkelijk geregeld. Wel is het zo dat in een recent arrest van 11-3-2022 de Hoge Raad van Nederland beslist heeft dat een kind de mogelijkheid heeft om een DNA-test af te dwingen om het biologisch vaderschap vast te stellen, zelfs als het kind al een juridische vader heeft.
Commentaar samensteller (CJ)
In de praktijk is gebleken dat er vele gevallen zijn waarbij een kind van mening is dat een bepaalde persoon zijn/haar vader is, maar dat er geen enkel juridische band tussen hen bestaat. Vaak is er wel een affectieve relatie in die zin dat beide partijen ervan uitgegaan dat het om een vader-kind verhouding gaat.
In het oude B.W. was het voor iedereen duidelijk dat in dergelijke gevallen het kind geen aanspraak maakte op de nalatenschap van de vader. De mogelijkheid van het in rechte vaststellen van het biologische vaderschap bestond niet. Nu deze mogelijkheid op grond van het nieuwe recht wel geopend is, blijkt dat er wel behoefte bestaat tot vaststelling van het biologische vaderschap. Dit vooral omdat het desbetreffend kind ook wil delen in de nalatenschap van de vader. Naar ik begrepen heb zijn er reeds gevallen in de maak waarbij een rechtszaak zal worden aangespannen voor vaststelling van het biologische vaderschap. De vraag om een DNA test wordt vaak gesteld na het overlijden van de biologische vader. Hierbij wordt opgemerkt dat het verzoek wel ingewilligd kan worden, maar dat er volgens het NSBW geen erfrechtelijke gevolgen aan verbonden zijn. Het belang is wel dat de afstamming vaststaat.
Ik benadruk dat in dit (promo-)artikel slechts enkele aspecten van het goed beargumenteerde artikel van prof. Veira zijn besproken. Degenen die volledig willen worden ingelicht, moeten daarom het SJB-artikel in zijn geheel bestuderen.