Suriname heeft in het Caribisch gebied de kleinste groei van de economie gehad in 2023. Dat blijkt uit een economisch rapport van de Economische Commissie van de Verenigde Naties voor Latijns Amerika en het Caribisch Gebied (ECLAC).
In Suriname was de groei 2.0% en alleen Jamaica kwam in de buurt van Suriname met een groei van 2.1%. De gemiddelde groei in de Caribbean zonder Guyana is 2.9 %. Met Guyana is de gemiddelde groei 9.1%. Guyana heeft een zeer hoge groei die in de wereld ook in het oog springt met een groei in 2023 van 39.2%. Opmerkelijk is dat de groei van het BBP in Guyana vanaf 2022 aan het droppen is van ca 63% naar 39, 29 en uiteindelijk 17% is de forecast voor 2025.
Voor dit jaar is de Surinaamse groei van het BBP gesteld op 2.4% en daarmee zijn we alleen beter dan Jamaica en Bahamas. We staan in 2024 op gelijke hoogte wat betreft groei van BBP met Trinidad. In 2025 is de projectie in het Eclac-rapport dat we gaan naar 2.7%. Trinidad, St. Lucia, Jamaica en de Bahamas scoren dan minder dan ons en zitten we dan op een cijfer boven het Caribisch gemiddelde zonder Guyana van 2.3%. Ook zullen we dan in 2025 zitten boven het ruimere percentage van Latijns Amerika en het Caribisch Gebied van 2.3%.
Landen met uitzondering van Guyana die redelijk goed groeien en daarin ook consistent zijn, zijn Dominica en Sint Vincent and the Grenadines. Alle Caribische landen zien we vanaf 2022 zwaar dalen met enorme sprongen wat betreft de groei van het BBP. Het enige land met een min of meer consistente lijn is Suriname die tussen de 2 en de 3% blijft groeien. In de periode 2022 naar 2025 daalt Barbados bijvoorbeeld van 13.5 naar 2.8%, Bahamas van bijna 11 naar onder de 2%, Belize van bijna 9 naar iets meer dan 3% en Jamaica van 5.2 naar 1.7%. Een consistente lijn is ook te zien bij Trinidad, alleen zitten zowel zij als wij onderaan in de regionen van BBP-groei in de Caribbean.
Opmerkelijk is ook de terugval van Guyana van 63% naar ca 18% in 2025. Het zal toch wel in 2025 het enige land zijn in dubbele cijfers in zowel de Caribbean als de wijde Latijns Amerika en Caribische regio. Haiti is het land waar we het meest worden vergeleken in rangschikkingen maar het BBP-verhaal verschilt wel drastisch met dit land.
Haiti is het enige land in de LAC regio die een aanhoudende krimp kent van de economie in de gehele periode tot 2025.
Suriname komt uit een economische malaise van potverteren waardoor deze regering zoals duidelijk uit de cijfers blijkt heeft kunnen consolideren en een zekere stabiliteit in het BBP heeft weten te realiseren. De economische groei en het consolideren daarvan was onder de directe verantwoordelijkheid van de VHP en streng bijgestaan door het IMF. Waar het zwaar knelt is het sociale zekerheidsprogramma van deze regering dat in handel lag van eigenlijk de schaduwregering onder de ABOP / PL. De sociale paragraaf van het sociaal-economisch programma en de IMF-deal is zwaar onderbenut en is het niet uitgevoerd door wanprestatie van opeenvolgende regeringen.
Door gebrek aan politieke eenheid is het de president van het land niet gelukt om de uitvoering van dit programma aan te sturen. Strenge aanstiring van dit programma zou wellicht kunnen leiden tot het knappen en verloren gaan van deze coalitie en zou het ook leiden tot vervroegde verkiezingen. We zitten in een vergelijkbare situatie als toen de regering van Venetiaan in de periode 2005-2010 zat: economische stabiliteit weliswaar fragiel omdat het zoals toen ook nu niet onderstend wordt door een robuust investerings en innovatieprogramma. De overeenkomst zit hem ook hierin, dat de economische kengetallen niets zeggen over de sociale situatie op de vloer. De economische situatie die stabiel is voor een korte periode heeft niet geleid tot vooruitgang op het sociale vlak.
Suriname blijft zwaar kampen met een wanprestatie op het gebied van de verdeling en de herverdeling van de collectieve verworvenheden en inkomsten van het land. Er is een enorme interne ongelijkheid en dat is onder deze regering alleen maar vereterkt. Deze regering die straks een regeerperiode zal afsluiten is meer geweest om de belangen van de rijken en de ondernemers te behartigen. Het is geen regering geweest die zwaar op de agenda heeft de belangen van de werkers en de kleine man.
Het belang van de rijke man en de grote ondernemingen is de focus van alle partijen die in de huidige regeercoalitie zitten. Dit alles rechtvaardigt dan ook de conclusie dat belangrijke krachten die kunnen compenseren door de regering bij de les te houden, zwaar falen. We denken dan aan bijvoorbeeld de vakbonden in Suriname die niet hebben kunnen zorgen voor een herverdeling van de inkomsten en een sterk sociaal programma. Dat komt omdat de vakbondsleiders voor hun eigen voortbestaan en levensstandaard voorkeur geven aan de grote bedrijven waar de grote lonen worden betaald. In deze bedrijven onderhouden ze een cao maar wordt niet vol gegaan voor de belangen van de werknemers.
De vakbondsleiders zijn namelijk niet ongevoelig voor de agenda van de rijke bedrijven en werkgevers. Het levert hen geen windeieren op en heeft hen ook de beruchte aanduiding van tjawmin-eters opgeleverd. Dat zorgt ook voor de nodige frustraties bij buitenstanders zoals het IMF die bijna geen ruimte hebben hier om zich in het publieke debat te mengen.
Die frustratie waarbij men ziet dat de Surinaamse leiders in de politiek en de vakbeweging niet opkomen voor de man van de straat, dwingt het IMF bijvoorbeeld tot onconventionele stappen zoals het meedoen aan persconferenties en zich uitlaten over politieke keuzes.