In de afgelopen dertig jaar hebben ontwikkelingshulp en internationale steun de levensomstandigheden van miljoenen gezinnen in Afrika, Azië en Latijns-Amerika aanzienlijk verbeterd. Volgens gegevens steeg de levensverwachting in deze regio’s met 17 jaar, werd kindersterfte gehalveerd en kreeg 70% van de mensen toegang tot schoon drinkwater, vergeleken met 36% eerder. Ook de voedselproductie per hoofd van de bevolking nam met 20% toe.
Echter, voor Suriname geldt deze vooruitgang niet, zegt politicoloog Ricardo. Hij wijst erop dat Suriname zelfs voor de onafhankelijkheid al een begrotingstekort had, dat telkens door Nederland moest worden aangezuiverd. Mensen in de Surinaamse diaspora in Nederland stellen dat het toen beter was in Suriname, maar moeten zichzelf afvragen waarom ze naar Nederland zijn gevlucht. Het antwoord is simpel: de situatie in Suriname was slecht.
Ricardo stelt dat zowel voor als na de onafhankelijkheid een geselecteerde elitegroep zichzelf verrijkte en elkaar onderling beschermde. “De elitaire “georganiseerde politieke misdaad” zet zich voort in een andere tijdsspanne met nieuwe spelers. Maar het spel is niet veranderd,” benadrukt hij. Ondanks rijke natuurlijke hulpbronnen zoals bauxiet, goud en olie, blijft de burger arm door corruptie en diefstal.
Bovendien merkt Ricardo op dat de bevolking ondanks alles blijft stemmen op dezelfde personen. Burgers nemen genoegen met minder, terwijl ze recht hebben op meer. “Ze zitten gevangen in een slaafse dorpsmentaliteit met een gebrek aan ontwikkeling en geen visie op de grote wereld”, zegt hij.
Zolang de burgers niet beter ontwikkeld zijn en geen inzicht krijgen in de bredere wereld, zal deze situatie zich blijven herhalen. Ontwikkelingshulp kan alleen effectief zijn als de interne corruptie en het tekort aan kennis en bewustzijn onder de burgers wordt aangepakt. Alleen dan kan Suriname hopen te profiteren van dezelfde vooruitgang die andere ontwikkelingslanden ervaren.