De manier waarop de religieuze organisatie Sanatan Dharm de zaak van de donaties van de Nibar-Mirchi-drama heeft aangepakt, duidt op een verminderde betrokkenheid en verlaagde aspiraties met betrekking tot de algemene maatschappijproblematiek. Suriname is een seculiere staat, echter moeten we de rol die de kerk kan vervullen in het aansturen van een aantal maatschappelijke processen niet onderschatten. Niet alle grote religieuze organisaties en hun besturen en geestelijken zijn zich daarvan bewust. Gezegd zou kunnen worden dat de secularisatie bij ons soms te ver doorgevoerd is, waar de kerk op een eiland wil functioneren en geen oog heeft voor hetgeen mis aan het gaan is in de samenleving. De kerk is bij ons teveel bezig met het slechts vullen van de kerk dan wel het houden van kerkdiensten en het herdenken van religieuze hoogtijdagen. In met name een ontwikkelingsland kunnen deze organisaties met behoorlijke ledentallen, veel verandering helpen teweegbrengen. We denken aan inzet op en het belang van school, corruptie in de publieke en private sector, de verkeersattitude, alcohol- en drugsmisbruik, kindermolest, suïcide en verantwoord seksueel gedrag. Het kan gezegd worden dat de genoemde organisatie teleurgesteld heeft in haar attitude naar de verwikkelingen in deze zaak toe. Met name ontstaat de teleurstelling als naar de reactie wordt gekeken die de vereniging geeft. In de eerste instantie moet het duidelijk zijn dat soortgelijke organisaties zelf aangeven bestaansrecht te ontlenen aan het hoog houden en verkondigen van een aantal waarden en normen die de samenleving moeten verheffen. Die waarden en normen moeten steeds worden herhaald, in tijden van nood en in tijden van vrede. Het naleven van die waarden en normen wordt het best gepromoot doordat de boodschappers het zelf voordoen en wijzen hoe het moet. In deze valt op te merken dat de vereniging nagelaten heeft, ook in haar laatste reactie, aan te geven waar ze voor staat, door welke waarden en normen zij zich laten leiden en door welke waarden en normen de pandits zich laten leiden. Concreet met betrekking tot de zaak Nibar – Mirchi valt op te merken dat de indruk bestaat dat de verantwoordelijke vereniging in het geheel niet zou hebben gereageerd als enige druk vanuit o.a. de media niet zou hebben bestaan. Het ongemak met het naar buiten treden valt af te leiden uit de woorden ‘commotie’ en ‘storm van reacties’. Die introversie kunnen religieuze organisaties in het algemeen en in het bijzonder wanneer het om een concreet geval gaat zich niet veroorloven. In haar verklaring ontstaat niet de indruk dat de vereniging zich bewust was van de in casu voor haar relevante (religieuze) probleemstelling. De vereniging stelde een commissie in om ‘klaarheid te brengen’ maar waarover precies is niet te lezen uit de verklaring. Wel wordt genoemd een ‘onverkwikkelijke materie’ waaruit niemand iets wijs zal worden. In de verklaring wordt wel aangegeven dat de verklaring te maken heeft met de ‘commotie rondom de geestelijke begeleiding van de familie’. Als de taakstelling van de commissie uitsluitend betrekking heeft op de geestelijke begeleiding dan heeft de commissie geen taak meegekregen om de zaak grondig te onderzoeken. Op de geestelijke begeleiding van de familie zijn er geen op- en aanmerkingen geweest. Waar het om ging, was de ethische en de gedragscodes die de geestelijke begeleiders aan de dag moeten leggen. Daarover heeft de vereniging hoegenaamd niets te zeggen, waardoor de indruk bestaat dat de vereniging voor de pandits geen ethische en gedragscodes heeft of deze niet kenbaar wil maken. Op dat stuk is het algemene publiek, maar meer nog de belijders van de Sanatan Dharm niet geholpen met de verklaring. Volgens de laatste census (2004) waren 98.240 personen belijders van het Hindoe-geloof, grofweg 20 % van de bevolking, waarvan het grootste deel behoort tot de Sanatan Dharm. Daarnaast is het opmerkelijk dat uit de Priesterraad oudere collega’s worden ingesteld om in de onderzoekscommissie te zitten en een uitspraak te doen. Daarmee worden deze collega’s in een moeilijk parket gezet om bezwarende uitspraken te doen. Bovendien wordt in de commissie een familielid van een van de in opspraak geraakte en door de politie verhoorde pandits gezet. Als verwacht wordt dat deze geestelijke een eerlijke job doet, dan wordt hij in een nog lastiger parket gezet om vermeende wandaden van zijn familielid en naamgenoot te onderzoeken. Hoe objectief kan men dan nog bezwarende oordelen vellen?
Frappant zijn de bevindingen van de commissie. De commissie concludeert dat er sprake is van verwarring; de oorzaak: ‘de vele en opeenvolgende gebeurtenissen rondom’ de tragedie. Wij zijn niet van oordeel dat er sprake was van verwarring, nog minder dat er veel is gebeurd. De bottom line van de ‘commotie’ betrof de vraag of een pandit (in zijn algemeenheid) gelden gegeven aan een weduwe mag terugvragen (misbruik makend van zijn geestelijke gezagspositie), of hij een (hoge) fee voor zichzelf mag bedingen omdat het geld ruim aanwezig is, of hij per overleden persoon mag chargen, of hij per overleden persoon twee gouden ringen mag eisen, of hij zich moet inlaten over de bestemming van gelden die door de gemeenschap is opgehaald voor een weduwe en of hij zich actief moet inlaten in het inkopen van goederen en diensten door de familie. Duidelijke vragen die de commissie en ook de vereniging niet heeft aangeroerd, om redenen die ons niet exact bekend zijn, maar waarover de gemeenschap nu vrij is om te speculeren.
De commissie concludeert dat de betrokken twee pandits naar hun beste weten hun plichtplegingen hebben verricht. De commissie concludeert dit omdat ze let op ‘de complexe niet dagelijks voorkomende gevallen’ waarvan hier sprake was. Daarmee geeft de commissie en de vereniging toe dat de geestelijken vanwege de bijzondere situatie steken hebben laten vallen, die hen onder normale omstandigheden niet zou worden vergeven. Complex kan het geval wellicht zijn, maar hadden de heren geen mogelijkheid om meer ervaren en deskundige geestelijken of de vereniging om advies te vragen? Bovendien is het ons inziens onterecht om en oordeel ten deze te vellen over alle 2 heren geestelijken tegelijk, omdat de ene niet in opspraak is gekomen en het draaide om slechts een bepaalde pandit. Dat duidt op een oppervlakkig onderzoek. De commissie ziet in het handelen van die pandit geen oneerlijkheid en geen malversatie. De commissie neemt ‘de geestelijke’ wel apart als het gaat om ‘een ongelukkige formulering’, waardoor er misverstanden zijn ontstaan. Wat de opvatting is van de vereniging over het uitgangspunt van de pandit (positie van een weduwe) toen geventileerd zegt de verklaring niets. Was het uitgangspunt goed, maar de verpakking (formulering) alleen slecht. Concluderend kan gezegd worden dat een organisatie als Sanatan Dharm, die formeel al 82 jaar bestaat, met zijn verklaring zwaar heeft teleurgesteld. Niet omdat er geen straffen zij uitgedeeld, maar puur omdat de organisatie zich niet heeft geprofileerd als een op waarden en normen gebaseerde geloofsrichting waar ook de codes zwaar gelden. Er zijn zware verwachtingen ook van deze gerespecteerde organisatie betreft. Na 82 jaren hopen we niet dat ouderdomsklachten de organisatie verlammen in haar functioneren.