Over enkele maanden hebben we de verkiezingen in Suriname en in ontwikkelingslanden die een beetje georganiseerd zijn, zijn partijen verplicht om beloftes te doen met betrekking tot de plannen met betrekking tot armoedebestrijding en opheffen van ongelijkheid. In Suriname voelen politieke partijen zich daartoe niet verplicht, omdat we te maken hebben in Suriname met minder kritische kiezers. Verkiezingen verschillen in Suriname niet veel van sporttoernooien waar het draait om gezamenlijk winnen en aan de winnende kant te zijn. Het winnen geeft een gevoel van voldoening, net als het winnen van een wedstrijd. De kiezers zijn dan voor een belangrijk deel te vergelijken met fans van een voetbalclub.
Het gaat ook om het winnen van andere partijen waarvan de aanhangers dan pech hebben. Belangrijk is het om aan de winnende kant te zijn. Daarop is ook het concept van de verloren stemmen en het slim stemmen gebaseerd. Het draait niet om waarden en om beleid. Er zijn zelfs politici in Suriname die beloven om geen beloftes te zullen doen. Dat zijn de meest corrupte politici van het land, want ze krijgen van hun kiezers dan een blanco cheque. Wij vinden wel dat politici de durf moeten hebben om beloftes te doen, haalbare beloften. Als men dan niet tot uitvoering van de beloften komt, dan moet men daarop worden afgerekend.
Voor de huidige politieke machthebbers denken we bijvoorbeeld aan de belofte van een Wet Openbaarheid van Bestuur. Door mogelijke politieke nadelen is men niet bereid om deze wet aan te nemen en te behandelen in DNA. Maar wij zijn wel van mening dat er beloftes moeten worden gedaan naar de kwetsbare groepen in Suriname.
In het armoederapport dat recent is gepubliceerd, is aangegeven welke groepen burgers in Suriname tot de kwetsbaarsten behoren. Politici die aan de macht willen komen, die moeten dan wel aangeven wat ze zullen doen om de positie van deze groepen te verbeteren.
Per geografisch gebied en bevolkingsgroep zijn er belangrijke verschillen in armoede waar te nemen in Suriname, zegt het armoederapport. Een onevenredig groot deel van de arme bevolking woont in het binnenland van het land aldus het rapport. Daartegenover staat dat slechts ongeveer 9 procent van de bevolking in het binnenland van Suriname woont. Toch leeft ongeveer 14 procent van de bevolking dat in het binnenland leeft onder de armoedegrens van 6,85 US dollar per dag van de Wereldbank.
Bovendien zijn de marrons en de inheemse bevolking oververtegenwoordigd onder de armen, volgens het rapport. Zij vormen respectievelijk ongeveer 21 en 2,5 procent van de bevolking, maar ongeveer 40 en 4,2 procent van de armen.
De armen hebben bovendien de neiging om in grotere huishoudens te leven, met gemiddeld meer dan 5 leden in een woning. Kwetsbare huishoudens en huishoudens uit de middenklasse (en hoger) tellen gemiddeld 4,3 en 3,1 leden.
Opvallend is dat kinderen een groot deel van de armen vormen. Volwassenen in de werkende leeftijd (25 tot 60 jaar) en ouderen daarentegen (60+) vormen een groot deel van de kwetsbaren, de middenklasse en hoger. Huishoudens onder leiding van vrouwen vormen ongeveer 46 procent van de armen, maar slechts ongeveer 37 procent van de totale bevolking.
Bijna 9 procent van de Surinamers kan als chronisch arm worden aangemerkt. Dit betekent dat zij arm zijn zowel in monetair als multidimensionaal opzicht. Om precies te zijn: 11,5 procent van de bevolking leeft onder de armoedegrens van 6,85 dollar en kan worden geclassificeerd als multidimensionaal arm. Dit zijn de structurele armen, die in multidimensionale maar niet in monetaire armoede leven, vertegenwoordigen ongeveer een derde van de bevolking (34 procent). Nog eens 6 procent van de bevolking is tijdelijk arm, dat wil zeggen arm monetair, maar niet multidimensionaal. De kans is groter dat monetair arme huishoudens een chronisch ziek lid hebben, of een lid met een handicap. Het is minder waarschijnlijk dat ze een hoofd hebben dat de middelbare school heeft afgerond, kinderen naar school gaan, goede sanitaire voorzieningen hebben of een ziektekostenverzekering hebben, terwijl de kans daarop groter is in een overvol huis.
Het rapport geeft ook aan dat ongeveer 29 procent van alle individuen toegang tot een bankrekening hebben. Bij het rijkste deel van 10% bedraagt het aandeel 71 procent met een bankrekening. Op dezelfde manier heeft in het armste 10% iets meer dan 60 procent toegang tot de gezondheidszorg.
Hoewel de uitgaven van Suriname aan onderwijs niet afwijken met die van anderen landen zijn de onderwijsresultaten relatief slecht. Suriname gaf in 2021 ongeveer 3,8 procent van het bbp aan onderwijs. Dit cijfer was vergelijkbaar met dat van andere landen.
Toch steekt Suriname er in internationale vergelijkingen negatief uit wat betreft onderwijsresultaten. Het aantal geslaagden van Suriname is te vergelijken met landen die armer zijn. Al met al moeten we stellen dat Surinaamse politici dit rapport heel goed kunnen gebruiken om alvast na te denken wat ze zullen doen als ze in 2025 overnemen. Daarover moeten ze nu al realistische beloften doen.