Afgelopen donderdag, tijdens de tweede ronde van de behandeling van de ontwerpwetten betreffende de verlening van de Surinaamse nationaliteit aan 220 personen door naturalisatie, vroeg VHP-Assembleelid Chuanrui Wang aandacht voor de scholing van personen tijdens het naturalisatieproces.
“Sinds de invoering van de vorige naturalisatiewet zou er gewerkt worden aan een aantal zaken”, gaf het lid Wang aan. “Het inburgeringsbeleid is waar er nog veel werk verzet moet worden. Momenteel is er geen enkele toets of scholing voor degenen die zich willen naturaliseren”, benadrukte hij. “Het proces zou al moeten beginnen bij de aanvraag van een verblijfsvergunning, waar we de mensen al zouden moeten beginnen te scholen”, aldus Wang.
Volgens het Assembleelid zou het mogelijk moeten zijn om de genaturaliseerde personen minstens één keer per week les te geven in het Nederlands of in het Sranan Tongo. “Het gaat om basisaspecten zoals waar men terecht kan voor bepaalde zaken”, benadrukte hij. Wang stelde voor om een curriculum te ontwikkelen dat specifiek gericht is op deze personen.
“Als we het hebben over inburgeringsbeleid, zou de overheid het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Cultuur of het ministerie van Arbeid, Werkgelegenheid en Jeugdzaken kunnen vragen om een curriculum op te stellen. Dit kan ook een motiverende factor zijn voor de mensen om daadwerkelijk de schoolbanken in te gaan”, voegde hij eraan toe.
Tijdens de debatten over de wetten voor de naturalisatie van de 220 personen kwam naar voren dat het opleidingsniveau van deze groep relatief laag is. Bijna de helft (49 procent) heeft alleen basisonderwijs genoten, en een deel heeft geen formele opleiding gehad. Slechts 30 procent heeft een middelbaar onderwijs gevolgd of een hogere opleiding afgerond. Deze lage scholingsgraad bleek een zorgpunt te zijn voor veel volksvertegenwoordigers.
SD