Aan de vooravond van de herdenking van de afschaffing van de slavernij in Suriname op 1 juli 1863 verscheen het bericht dat een inheemse gemeenschap heftig geprotesteerd heeft tegen een houtkapbedrijf dat in hun gebied bomen aan het kappen is geweest. Dit bedrijf is kennelijk in het bezit van een houtkapvergunning en een concessie. Een concessie is een gebied dat men bij beschikking aangewezen krijgt om daarin exclusief te doen aan houtkap onder zekere voorwaarden. Concessies zijn soms in het bezit van politieke vrienden en familie, die dan niets investeren, maar hun concessies gewoon doorverhuren aan ook weleens buitenlandse houtkapbedrijven.
De inheemse gemeenschap zou onder andere middels wegblokkades hebben geprotesteerd tegen vernietiging van het milieu. Zoals wereldwijd het geval is, zijn ook de inheemsen in Suriname de grote voorstanders voor het behoud van het milieu en de bossen. Daarin vinden ze geen bijval van de gehele marrongemeenschap. Deze gemeenschap lijkt voor een deel meer baat te hebben bij juist zaken als kleinschalige mijnbouw wat het milieu vernietigt en het bos aantast.
In Latijns Amerika worden inheemse voorvechters gedood door de maffia die ten dienst staat van mijnbouw-, landbouw- en veeteeltbedrijven. In Suriname zijn onder zeer dubieuze omstandigheden 3 inheemsen gedood vorig jaar en is de zaak niet onderzocht. Er zijn tekenen die wijzen op een koelbloedige liquidatie door leden van de gewapende machten, dus door de Staat.
De inheemsen in Suriname zijn door een verwachte politieke loyaliteit lam gemaakt. In opstand komen tegen een bepaalde regering onder een bepaalde president uit hun gelederen zou immers als verraad kunnen worden gezien. Door deze politieke knechting en de betrokkenheid van inheemsen in het tweede deel van de binnenlandse oorlog, is er een grote drempel om gegroepeerd verzet te plegen tegen uitbuiting en minachting door Paramaribo.
De Surinaamse regeringen hebben het beschermen van de belangen van de inheemse en tribale volken in Suriname niet als hun prioriteit. De corrupte politici in DNA, vooral ook nu in de regeercoalitie, zitten allemaal eerder op de schoot van ondernemers. Dat is ook te merken aan de pleidooien die allemaal worden gehouden. Die zijn voornamelijk in het belang van het kapitaal. Ondanks de aanwezigheid van een partij als de ABOP in het centrum van de politiek, is het weer niet gelukt om de wet die de algemene rechten en plichten en de erkenning van de rechten van de inheemse en de tribale volken aan te nemen.
De ABOP-voorzitter heeft voordat hij vp werd, in zijn toespraken gepleit voor het toetreden van Suriname tot een verdrag dat de rechten en plichten van de inheemse en tribale volken regelt. Nu hij zelf vicepresident werd, heeft hij er nooit meer over gesproken.
We hebben het hier vaker gehad over de vergiftiging van de inheemse bevolking in Suriname met kwik en een deel van de zuidelijker gelegen marrongemeenschappen. Er zijn daarvoor onderzoeken gedaan door buitenlandse wetenschappers, niet door Surinaamse. Het is zeer te betreuren dat de Surinaamse regeringen niet aan de kant staan van de inheemse en de tribale volken maar voor persoonlijk gewin aan de kant van de bedrijven die deze gemeenschappen bedreigen met uitsterven en ons als samenleving uitbuiten.
Tribale volken zijn volken die in stamverband leven, met hun eigen leiders en bestuursvormen. Inheemse volken zijn ook tribale volken. Omgekeerd echter, zijn niet alle tribale volken inheems; het zijn niet de oorspronkelijke bewoners en volken van een bepaald gebied. In Suriname bijvoorbeeld zijn er inheemse volken maar ook (andere) tribale Volken, namelijk dem. Vanwege de overeenkomstige kenmerken en omstandigheden hebben tribale volken dezelfde internationaal erkende rechten als inheemse volken. De vier grootste inheemse volken in Suriname zijn de Kali’na (Caraïben), Lokono (Arowakken), Trio en Wayana. In het zuiden, vooral in Kwamalasamutu maar ook in Apetina, Sipaliwini en Tepu, wonen ook nog nakomelingen van andere inheemse volken die vroeger in Suriname leefden: Akoerio, Apalai, Wai-Wai, Katuena/Tunayana, Mawayana, Pireuyana, Sikiiyana, Okomoyana, Alamayana, Maraso, Sirewu en Sakëta. Sommige van deze volken zijn “sub-groepen”; ze behoren tot hetzelfde volk maar zijn een “zijtak”, terwijl anderen echt totaal verschillende volken zijn met hun eigen taal en cultuur.
De ontbossing in Latijns-Amerika is de helft lager in gebieden die beheerd worden door inheemse volkeren. Dat leidt tot aanzienlijk lagere uitstoot en betere bescherming van de biodiversiteit, blijkt uit onderzoek door de VN. Een analyse van meer dan driehonderd studies uit de voorbije twintig jaar is duidelijk: inheemse volken slagen er veel beter in om hun bossen te beschermen in vergelijking met andere bossen in de regio. Maar tegelijk blijkt dat hun beschermende rol in toenemende mate in gevaar komt, stelt het onderzoek door de Voedsel- en Landbouworganisatie van de VN (FAO).
Bovendien nadert het Amazonewoud een omslagpunt, met verstrekkende gevolgen voor de neerslag, temperatuur en uiteindelijk voor de voedselproductie en het wereldwijde klimaat. Gebieden die formeel zijn erkend als inheemse territoria blijken veruit het beste beschermd. Tussen 2000 en 2012 was de ontbossing er minder dan de helft in vergelijking met soortgelijke wouden in het Boliviaanse, Braziliaanse en Colombiaanse Amazonegebied. In deze drie landen wordt in de wouden jaarlijks tussen de 42,8 en 59,7 miljoen ton aan CO2-uitstoot vermeden. Dat is een uitstoot vergelijkbaar met een jaar lang 9 tot 12,6 miljoen auto’s van de weg halen. Een formele erkenning van die rol is doorslaggevend.
Van de 404 miljoen hectare die door de inheemse volkeren zijn bewoond, zijn nu maar voor 269 miljoen hectare de eigendomsrechten formeel erkend. Nochtans kost het erkennen van die rechten 5 tot 42 keer minder dan investeringen in de afvang en opslag van CO2 uit steenkool- of gascentrales. Dit besef moet nog in onze regeringen en ministeries van milieu gaan groeien.