Slavernij en kapitalisme
Eric Williams de latere premier van Trinidad en Tobago heeft in zijn proefschrift “Capitalism and Slavery” aangetoond dat slavernij hielp bij het financieren van de industriële revolutie in Engeland. Eric Williams bracht deze krachtige ideeën naar voren in Capitalism and Slavery, gepubliceerd in 1944. Zijn diepgaande kritiek was zijn tijd jaren vooruit en vormde de basis voor studies over imperialisme en economische ontwikkeling. Hij toonde ook aan dat het volwassen industriële kapitalisme op zijn beurt hielp het slavensysteem te vernietigen. Door de uitbuiting van het commerciële kapitalisme en het verband ervan met raciale opvattingen vast te stellen, hanteerde Williams een historistische visie die de toon zette voor toekomstige studies.
Reflecties op de Williams-stelling
Misschien wel het meest ingrijpende verslag dat recentelijk uit de Williams-thesis naar voren is gekomen, is The Making of New World Slavery (1997) van Robin Blackburn. Voor Blackburn maakte de slavernij niet alleen het Europese kapitalisme mogelijk, maar ook de hele hoorn des overvloeds van de Europese moderniteit zelf.
Robert William Fogel en Stanley Engerman produceerden in 1974 een gedetailleerde economische analyse – Time on the Cross – waaruit blijkt dat de slavernij in de negentiende eeuw zeer winstgevend was, en op zijn minst in staat was om gunstig te concurreren met loonarbeid in de landbouw en de volledige gemechaniseerde landbouwindustrie.
In Sweetness and Power (1985) betoogt Mintz dat de Europese industrialisatie, verstedelijking en klassenvorming allemaal werden gevoed door suiker uit slavenplantages.
Thomas Holts The Problem of Freedom (1992) combineert de steeds dwingende Du Boisiaanse stelling van een zelfemanciperende algemene staking met een nieuwe draai aan de stelling van de oude William en biedt een mogelijke uitweg uit dit dilemma. In een argument dat ook spreekt over Edmond Morgan’s American Slavery, American Freedom (1975) en de Amerikaanse emancipatie in het algemeen, stelt Holt dat vrijheid (en ook verschillende vormen van onvrijheid) een voortdurend probleem vormden voor een opkomend kapitalisme.
Walter Johnson schreef in de nasleep van de herformulering van de Williams-these door Blackburn en Holt en bracht het verband tussen slavernij en kapitalisme naar een van de meest intieme en goed bestudeerde kruispunten: de meester-slaafrelatie. Johnson zette in Soul By Soul (1999) rechtstreeks in tegen de al lang bestaande bewering van Eugene Genovese dat slavernij een fundamenteel pre-kapitalistische onderneming was.
Kan het meesterverhaal van het ‘slavenraciaal kapitalisme’, zoals Walter Johnson het in zijn boek River of Dark Dreams uit 2013 beschreef, op adequate wijze worden geïntegreerd in de geschiedschrijving van het Amerikaanse imperialisme, de wereldgeschiedenis en de geopolitieke verhoudingen?
Dylan Penningroth beschrijft in Claims of Kinfolk (2002) de informele economie en het unieke begrip van eigendom dat Afro-Amerikanen ontwikkelden tijdens de slavernij.
Adam Green’s Selling the Race (2007) brengt deze traditie stevig naar de twintigste eeuw, terwijl hij wijst op de vaak tegenstrijdige situatie waarmee Afro-Amerikanen werden geconfronteerd toen ze probeerden hun macht als consumenten en producenten op een gescheiden markt te gebruiken om de teugels van het kapitalisme in handen te nemen.
Berg heeft samen met Hudson, (Berg en Hudson, 2023) de Williams thesis verder uitgebouwd in een boek met de titel Slavery, Capitalism and the Industrial Revolution.
Als je meer wilt weten over de geschiedenis van de transatlantische slavenhandel en de nasleep ervan, over de rol ervan in de economische ontwikkeling van Groot-Brittannië, en over de debatten eromheen – lees dan dit boek.
(Bron: Van crisis naar crisis).
Richard B Kalloe