Financiën-minister Stanley Raghoebarsing heeft vorige week tijdens de debatten in de Nationale Asssemblee zijn twijfels uitgesproken over de juistheid van het inflatiecijfer van 4,4 procent over maart dit jaar. Hij zich zei hierover met het Algemeen Bureau voor de Statistiek (ABS) te zullen verstaan voor verduidelijking.
Het inflatiecijfer schoot in maart inderdaad opvallend omhoog naar 4,4 procent nadat die in de vier voorafgaande maanden onder de 1 procent lag. In april dook de inflatie weer naar onder de 1 procent, te weten 0,7 procent. Een dezer dagen zal het ABS het inflatiecijfer over mei publiceren.
Minister Raghoebarsing liet tijdens de debatten doorschemeren eigenlijk niet te snappen waar het aan heeft kunnen liggen dat de inflatie in maart ten opzichte van februari van 0,4 procent plots met 3 procent omhoog is geschoten in maart. Aan recent genomen maatregelen van de regering kan het volgens hem niet liggen. Hij heeft daarom zo zijn twijfels over de juistheid van het maandinflatiecijfer van maart.
Het maandinflatiecijfer kwam in oktober vorig jaar voor het eerst na lange tijd op 1 procent. In de daaropvolgende maanden dook het maandinflatiecijfer steeds daaronder, om in maart ineens naar 4,4 procent omhoog te schieten.
Het ABS volgt maandelijks de prijsontwikkelingen van een vast pakket van goederen en diensten bestemd voor consumptieve doeleinden. In het pakket zitten 316 items. De goederen en diensten waarvan de prijsontwikkelingen worden gemeten zijn verdeeld over 12 hoofdgroepen. Enkele van de hoofdgroepen zijn voeding en niet-alcoholische dranken, kleding en schoeisel, huisvesting en nutsvoorzieningen, transport, communicatie, gezondheidszorg, recreatie, cultuur en onderwijs en buitenshuis eten.