Duizenden Chinese studenten gingen op 18 april 1989 de straat op in Peking om te protesteren tegen het overheidsbeleid en om een oproep te doen voor meer democratie in de communistische Volksrepubliek China.
De protesten groeiden totdat de Chinese regering ze in juni meedogenloos onderdrukte tijdens wat bekend werd als het bloedbad op het Tiananmenplein.
Het grootste protest vond plaats op 18 april in de hoofdstad Peking. Terwijl ze over het Tiananmen-plein in het centrum van de stad marcheerden, droegen duizenden studenten spandoeken, scandeerden leuzen en zongen liedjes waarin werd opgeroepen tot een meer democratische politieke sfeer.
De reactie van de regering op de demonstraties werd steeds harder. Een onbekend aantal Chinese demonstranten werd gedood (schattingen lopen in de duizenden) tijdens wat bekend werd als het bloedbad op het Tiananmenplein.