Op 19 maart 2003 begon de Verenigde Staten, samen met coalitietroepen uit voornamelijk Groot-Brittannië, de oorlog tegen Irak. Vlak nadat de explosies Bagdad, de hoofdstad van Irak, begonnen te doen wankelen, kondigde de Amerikaanse president George W. Bush in een televisietoespraak aan: “Op dit uur bevinden de Amerikaanse en coalitietroepen zich in de beginfase van militaire operaties om Irak te ontwapenen, zijn bevolking te bevrijden en verdedig de wereld tegen ernstig gevaar.”
President Bush en zijn adviseurs bouwden een groot deel van hun pleidooi voor oorlog op de misleidende bewering dat Irak, onder dictator Saddam Hoessein, massavernietigingswapens bezat of bezig was deze te bouwen.
De vijandelijkheden begonnen ongeveer 90 minuten nadat de door de VS opgelegde deadline voor Saddam Hoessein om Irak te verlaten of een oorlog tegemoet te treden, was verstreken. Als reactie op de aanslagen kondigde de radio van de Republiek Irak in Bagdad aan dat “de kwaden, de vijanden van God, het vaderland en de mensheid, de domheid van agressie tegen ons vaderland en volk hebben begaan.”
Hoewel Saddam Hoessein begin maart 2003 had verklaard dat “het zonder twijfel zal overwinnen dat de gelovigen de agressie zullen overwinnen”, dook hij kort na de Amerikaanse invasie onder en sprak hij slechts af en toe met zijn volk via een geluidsband. Coalitietroepen slaagden erin zijn regime omver te werpen en de grote steden van Irak in slechts drie weken tijd in te nemen, waarbij weinig slachtoffers vielen. President Bush kondigde op 1 mei 2003 het einde aan van de grote gevechtsoperaties.
De sleutel tot de grootste triomf van de oorlog in Irak was niet vuurkracht, technologie of ‘verbeterde’ ondervraging. Het was persoonlijker dan dat.
Na een intensieve klopjacht troffen Amerikaanse soldaten Saddam Hoessein aan, verstopt in een twee tot twee meter diep gat, vijftien kilometer buiten zijn geboorteplaats Tikrit.
Hij verzette zich niet en bleef bij de arrestatie ongedeerd. Een soldaat ter plaatse beschreef hem als ‘een man die zich bij zijn lot heeft neergelegd’. Hussein werd gearresteerd en in oktober 2005 begon een proces tegen hem wegens misdaden tegen zijn volk, waaronder massamoorden.
In juni 2004 droeg de voorlopige regering, die kort na de verdrijving van Saddam was aangetreden, de macht over aan de Iraakse interim-regering. In januari 2005 koos het Iraakse volk een Iraakse Nationale Vergadering met 275 leden. In oktober werd een nieuwe Hrondwet voor het land geratificeerd. Op 6 november 2006 werd Saddam Hoessein schuldig bevonden aan misdaden tegen de menselijkheid en ter dood veroordeeld door ophanging. Na een mislukt beroep werd hij op 30 december 2006 geëxecuteerd.
In Irak zijn geen massavernietigingswapens gevonden. De VS verklaarde op 15 december 2011 een einde aan de oorlog in Irak, bijna tien jaar nadat de gevechten begonnen.