Een Israëlische bulldozer doodde de 23-jarige Amerikaanse Rachel Corrie op 16 maart 2003, terwijl ze protesteerde tegen een sloopcampagne die meer dan duizend huizen in de Gazastrook verwoestte.
Na de dood van hun dochter spanden de ouders van Corrie een civiele rechtszaak aan tegen de staat Israël, waarbij ze stelden dat ze opzettelijk was vermoord – of dat de soldaat die de bulldozer van het Israëlische leger bestuurde, blijk had gegeven van criminele nalatigheid.
Die rechtszaak werd in 2012 afgewezen door een rechter in Haifa, die oordeelde dat de chauffeur Corrie niet had gezien toen ze op het pad van de bulldozer bij het dorp Rafah stond. Het daaropvolgende interne Israëlische militaire onderzoek heeft de bulldozer bestuurder vrijgesproken van elke fout, en de rechter besloot dat Israël niet aansprakelijk kon worden gesteld omdat de bulldozer betrokken was bij een ‘gevechtsoperatie’.
Martelaar en symbool van verzet in Gaza
In de tussentijd werd Corrie een martelaar en symbool van verzet in heel Gaza. In 2010 lanceerden de Palestijnen een jaarlijks sportkampioenschap ter nagedachtenis aan Corrie. Corrie’s verhaal is de afgelopen twintig jaar op verschillende manieren verteld en geïnterpreteerd, waaronder in poëzie, documentaires en een reeks toneelstukken. Haar ouders richtten de Rachel Corrie Foundation for Peace & Justice op, een non-profitorganisatie die ‘basisinspanningen ondersteunt bij het nastreven van mensenrechten en sociale, economische en ecologische rechtvaardigheid’, waarbij de nadruk werd gelegd op de inspanningen om een einde te maken aan de Israëlische apartheid.
In een brief die vanuit Gaza aan haar familie werd gestuurd, beschreef Corrie het Palestijnse lijden waarvan ze getuige was geweest kort voordat ze werd vermoord:
“Geen enkele hoeveelheid lezen, het bijwonen van conferenties, het bekijken van documentaires en mond-tot-mondreclame hadden mij kunnen voorbereiden op de realiteit van de situatie hier”, schreef ze. “Je kunt het je gewoon niet voorstellen, tenzij je het ziet.”