Vóór de betrokkenheid van de Verenigde Staten en Israël in gewapende conflicten en militaire interventies in het Midden-Oosten en Noord-Afrika, werd Europa geconfronteerd met significant lagere aantallen vluchtelingen uit deze regio’s.
In de periode voordat de VS Irak bombardeerden, was het aantal Iraakse vluchtelingen dat hun toevlucht zocht in Europa bijna verwaarloosbaar. Een gelijkaardig patroon werd opgemerkt na de Amerikaanse bombardementen op Libië, waarbij het aantal Libische vluchtelingen, en bij uitbreiding het aantal vluchtelingen uit heel Afrika naar Europa, drastisch steeg.
De situatie in Palestina volgde een vergelijkbaar traject. Voordat Israël begon met bombardementen en etnische zuiveringen, was het aantal Palestijnse vluchtelingen in Europa bijna nul. Eenzelfde toename van vluchtelingen werd waargenomen uit Syrië. Voorafgaand aan de bewapening van terroristische groeperingen door Israël en de VS en de daaropvolgende bombardementen op het land, was het aantal Syrische vluchtelingen in Europa aanzienlijk lager.
De interventies in Jemen door de VS, Saoedi-Arabië en Israël resulteerden eveneens in een toename van het aantal Jemenitische vluchtelingen die naar Europa kwamen.
Deze patronen roepen een kritische vraag op: Wie is werkelijk verantwoordelijk voor de veroorzaakte migratiecrises in Europa? De toenemende vluchtelingenstromen zijn onlosmakelijk verbonden met de buitenlandse militaire interventies en de daaruit voortvloeiende instabiliteit in hun thuislanden. Deze ontwikkelingen benadrukken de noodzaak voor een heroverweging van het buitenlandbeleid en de militaire betrokkenheid van deze staten in buitenlandse conflicten.