Op 21 februari overleed de Surinaamse dichter, schrijver, taalactivist en arts die bekend was onder het pseudoniem Jit Narain. We merken echter dat het een en ander nog ongemerkt aan het voorbijgaan is bij het ministerie van MinOWC, met name het onderdirectoraat Cultuur, of misschien zijn we voorbarig. We hebben eerder het gehad over het heengaan van de dichter, verteller, programmamaker, beeldhouwer en traditionele pottenbakker Soerdjan Parohie en ook daar vond Cultuur het niet nodig om enige aandacht aan het leven en werk van deze Surinamer te besteden. Ook bij de dood van de populaire Sarnami-zanger Harridath Jairam, op wiens lied een populair Bollywood lied is gebaseerd, heeft niets aan aandacht gekregen van Cultuur.
Wij vermoeden dat Cultuur een bepaalde definitie hanteert van Surinaamse cultuur en dat is wat men als directeur leuk en interessant vindt en herkend, maar bovenal accepteert als te zijn Surinaams, inheems of vreemd. Wij vermoeden dat bij Cultuur met Surinaamse cultuur wordt gelijkgesteld de creoolse cultuur en alles dat gelinkt is met het Sranantongo. Dat is in de afgelopen periode ook gekomen door de directeuren die er op het directoraat zijn aangesteld. Soms kwamen de directeuren rechtstreeks van de Naks. Dat is een voorbeeldorganisatie die de zogenaamde zwarte cultuur in Suriname promoot en daarbij een heel goede job heeft gedaan.
Het is opvallend dat vanuit Cultuur totaal geen aandacht wordt besteed aan de Surinaams-Javaanse cultuur bijvoorbeeld. In Suriname is een aparte taal ontstaan talen uit de Indonesische archipel als basis, maar zwaar beïnvloed door de lokale talen die allemaal in Suriname al voorkomen. Door die beïnvloeding ontstaat een aparte Surinaams-Javaanse taal die nergens ter wereld voorkomt. Door de manier waarop in de begin-koloniale periode gediscrimineerd is tegen de eerste Javaanse arbeidscontractanten door de koloniale machthebbers en de creoolse elite (bij de ambtenarij) zijn de nazaten van deze groepen hun taal als minderwaardig gaan beschouwen en ook hun cultuur.
De Indonesische podiumcultuur, die ook hier met enige acculturatie voorkomt, behoort tot de mooiste in de wereld. Dat geldt ook voor de aparte zang en muziek. We zien in het Surinaams-Javaans segment van de samenleving dat er geen trots bestaat die men ontleent aan dragers van de cultuur van weleer en die nog in leven zijn. Bij het hindoestaans segment is het wat anders, maar overleden dragers van de cultuur worden niet gememoreerd. Daar is door de populaire cultuur van vooral Nederland, een revival opgetreden van de baithak gana, die zich ook leent voor gezellige danspartijen.
In de marges van de populaire baithak gana, beoefenen de meest populaire zangers ook de traditionele stijl. En in dit cultuursegment is er de neiging om alles wat in Nederland populair is, over te nemen en na te doen. Maar het is een vrij geïsoleerde bedoening, want Cultuur in Paramaribo heeft totaal geen ‘clue’ wat er aan de hand is.
De regering moet zwaar ingrijpen bij Cultuur en de discriminatie van het Surinaams-Javaans en Surinaams-hindoestaans cultuursegment indammen.
Maar nu terug naar Jit Narain, die in het echt was geheten Djietnarainsingh Baldewsingh. Wij ontlenen zijn korte biografie aan online informatie o.a. van Wikipedia. Baldewsingh was een Surinaams arts, voordrachtskunstenaar, dichter en Sarnami-taalactivist. Baldewsingh studeerde medicijnen in Leiden, waartoe hij in 1969 naar Nederland ging. Hij is een fel voorvechter van de emancipatie van het Sarnami, de taal van de Surinaamse hindoestanen. Samen met Theo Damsteegt schreef hij een leerboek-Sarnami. In zijn poëzie bezingt Narain de voorouders die van India kwamen en zich als landbouwende klasse uit de modder omhoog wisten te werken; vergelijk de titel van zijn debuutbundel Dal Bhat Chatni (Gele erwten, rijst, chutney) (1977). Voorts is de tweede emigratie (naar Nederland) en het gevoel van ontworteling dat daaruit ontsproot een constante in zijn poëzie: Jatne ujjar joti otone gahra jhalka/ Hoe blanker het licht hoe dieper de blaren (1981).
Narain is befaamd om zijn ruzies met pandits en stelt zich strijdbaar op: Hinsa-parsad/ Geweld loont (1980). Orthodoxe en traditionalistische gelovigen streek hij met zijn opvattingen over geloofskwesties tegen de haren in. Zijn rijpste werk onttrekt zich meer en meer aan het anekdotische, maar blijft dankzij de metafora sterk beeldend: Wie wil wonen op de oever/ Waarom koerst hij naar de zee / Mange ghat pe jiwan jhele / Kahen naw samundar khewe (1984), Waar Ben Je Daar / Bate huwan tu kahan (1987), Agni ke yad, yad ke rakhi / Ter herinnering aan Agni, de as van de herinnering (1991) en Tussen de woorden is het stil (1995).
In 1988 verscheen zijn verzamelde poëzie in het Devanagari in lndia. In 2004 volgde, ook in India, Dosti ke cáh/Wat vriendschap verlangt/What friendship desires. In 2017 kwam Rahan/Bestaan uit.
Jit Narain was een goed voordrachtskunstenaar en bracht ook een grammofoonplaat uit. In 1987 kreeg hij voor zijn verdiensten voor het Sarnami de eerste Rahmān Khān-prijs. Sarnami is ook de naam van het blad dat hij van 1982 tot 1986 uitgaf en grotendeels alleen volschreef. Zijn beperkt aantal prozaschetsen is veelal poëtisch van aard (‘Aja’ in Verhalen van Surinaamse schrijvers, 1989).
In 1991 ging Jit Narain definitief terug naar zijn geboorteland Suriname, waar hij in het district Saramacca een polikliniek opende te Uitkijk. Op 8 april 2006 werd achter die kliniek een sociaal centrum geopend dat een bibliotheek, een filmzaal, een cybercafé, een zwembad en logeerruimten herbergt. Alles werd grotendeels door Narain bekostigd. In 2004 maakte John Albert Jansen over Narain het televisieportret ‘De as van de herinnering’. In 2021 verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer een ruime bloemlezing uit zijn werk onder de titel ‘Een mensenkind in niemandsland’, samengesteld door Michiel van Kempen en Effendi Ketwaru en met een inleiding van Geert Koefoed en Satya Jadoenandansing.
In 2018 werd een prijs voor Sarnámi cultuur ingesteld, vernoemd naar Jit Narain. Deze Jit Narain Cultuurprijs werd ingesteld door een groep Sarnámi activisten in Den Haag. De eerste keer ging de prijs naar Jit Narain. Bij die gelegenheid werd ook de eerste Jit Narain Lezing gehouden, door prof. Michiel van Kempen. De tekst ervan, alsook het co-referaat van Jit Narain, verscheen ook in druk onder de titel ‘Herinneren, verbeelden, begrenzen; 150 jaar Hindostanen hier en daar’. Bij deze gelegenheid verscheen bij uitgeverij In de Knipscheer een herziene druk van Narains dichtbundel ‘Waar ben je daar / Báte huwán tu kahán’, de eerste in Nederland uitgebrachte bundel van Narain sinds 1986.