Tante Anna, de grote anaconda van de Kabaleborivier

Als geoloog heb ik met mijn veldploegen vaker bijzondere ontmoetingen met dieren of groepen van dieren in het binnenland gehad. Een boze jaguarmoeder op bezoek, nadat een jonge argeloze arbeider haar jong vol trots naar ons kamp had meegenomen. Een troep van vele tientallen pingo’s die dwars door ons kamp rende, met daarbij alle mensen in de bomen. Een  grote in Suriname zeldzame  gladvis, die een commerciële piloot tevens sportvisser zo lang aan de lijn hield, dat hij na terugkeer geen tijd had om te controleren of zijn vliegtuig wel onder de gewichtslimiet geladen was, en pas in de lucht ontdekte dat een  extra geladen en onzichtbaar  met dekzeilen bedekt pakket uit puur ijzeren staven bestond. Ook nog de enige keer waarbij ik een echte wilde twa twa in het wild in een boom kon zien zingen, en de keer toen ik na mijn door arbeiders vereist geweerschot op een paar raven de beesten vrolijk zag wegvliegen, even blij als ik in mijn hart, ze zijn mij alle bijgebleven. Toch viel dit alles in het niet bij de ontmoeting met de grote anaconda, “Tanta Anna”, van de Kabaleborivier. We gingen er van uit dat het een vrouwtje was, omdat bij anaconda’s de  wijfjes groter zijn  dan de mannetjes. Als arbeiders van BWKW kenden wij een locatie, waar er vaak anaconda’s waren. Rivieren verlaten soms in bochten hun bedding en kiezen voor een andere loop. Het verlaten deel heeft dan geen sterk  stromend water meer, zeker niet in de droge tijd. Alligators en anaconda’s vinden dit stille en ondiepe water  een ideale plek om er te blijven, zo ook onze Tante Anna. We gingen vaker na het werk, op weg naar huis op bezoek. Ze lag altijd opgerold en keurde ons vaak  geen blik waard, hoogstens een even  opgerichte kop. Ze had het geluk, dat er behalve mij en mijn buitenlandse gasten zowel arbeiders van de Marowijnerivier als de Surinamerivier in de ploegen waren, en geen Chinezen. Voor een Marowijne Marron was het enige dat men van een slang kon maken, twee stukken slang. De Marrons van de Surinamerivier hadden groot respect voor anaconda’s, waardoor het beest niet werd lastig gevallen of gedood. Voor Chinezen geldt dat tjauw-min anaconda een bijzondere lekkernij moest zijn. Ergens rond 1978 kwam ik op het idee om foto’s van het dier te maken. We gingen destijds na een lange werkdag laat in de middag  op weg naar huis weer naar de locatie op het begroeide eiland. We hadden pech: ze was er niet. We realiseerden ons toen plotseling wel, dat ze dan overal kon zijn, dus ook langs het pad waar we naar de boot moesten teruglopen! Het werd een wilde ren, die ik als net gewezen Nederlands kampioen hardlopen niet winnend kon afsluiten, omdat ik ook op mijn buitenlandse gasten moest letten. We bereikten allemaal gelukkig de boot, verwelkomd door de motorist die de buitenboordmotor nooit had afgezet. We vertrokken  niet teleurgesteld, omdat we het beest niet gezien hadden, maar opgelucht, omdat wij de boot in goede orde hadden bereikt. De arbeiders spraken weer voluit . De boot was echter nauwelijks op gang gekomen, en om de eerste bocht, toen één van mijn buitenlandse gasten stokstijf werd van schrik, en een kreet slaakte die ik in deze krant niet mag herhalen. Ik zag de anaconda een fractie van een seconde na hem. Het beest was vanwege het late uur de rivier opgezwommen en was op de loer gaan liggen, op een ander, kleiner en totaal onbegroeid eiland, dicht bij de oever uitkijkend naar dieren die aan de oever zouden komen drinken. Het  bijna zwarte beest was enkele meters  recht voor ons in haar volle lengte op het bruingele eiland dat bijna tot de oever reikte,  volledig in kleurencontrast te zien . Paniek in  de boot, omdat  we haar steeds opgerold, en nooit in volle lengte hadden gezien. Ik vroeg de motorist om vaart te verminderen, zodat ik mijn fototoestel weer uit mijn tas kon halen. Hij gaf echter vol gas langs het beest. Ook mijn opdracht om terug te keren sloeg hij doodsbang in de wind. Verder dan het geven van net genoeg gas om de boot niet achteruit te laten gaan door de tegenstroom van het water, ging hij niet. Tot een foto kwam ik dus niet. Als hoofdklasse voetballer van Hercules en Santos weet ik, dat een doel een breedte heeft van 7.41 meters. Het dier moet langer dan 8 meter geweest zijn. Nadat wij gepasseerd waren, dook zij tergend langzaam de diepte in, en ik heb haar nooit meer gezien. In 2008, bijna  dertig jaren later, ging ik terug naar die locatie, maar bij de grote overstroming van 2007 bleek het destijds begroeide anaconda eiland totaal van zijn bomen ontdaan te zijn. Geen schuilplaats meer. Volgens biologen worden anaconda’s niet ouder dan 25 jaar, zodat de kansen om dezelfde te zien hier klein waren. We zagen wel een anaconda van bijna 3 meters, maar die was vergeleken bij Tante Anna niet meer dan een  groot uitgevallen regenworm. Toch zullen er weer grote in die omgeving moeten zijn. In de  Kabaleborivier, bij de doorgesneden meander bocht   bij NB..04..55..xxx. Voor mij een anaconda weet,voor de toeristen en avonturiers een vraag.
Drs.  Eddy Monsels

error: Kopiëren mag niet!