In een overweldigende vertoning van militaire macht heeft de Verenigde Staten vijf vliegdekschepen naar de Westelijke Stille Oceaan gestuurd, een zet die vragen oproept over de strategische bedoelingen van Washington in deze roerige tijden. Met de USS Carl Vinson in Guam, de USS Theodore Roosevelt in Hawaii, de USS Ronald Reagan in Japan, en zowel de USS Abraham Lincoln als de USS George Washington onderweg, heeft de VS een indrukwekkende aanwezigheid opgebouwd in een regio die al lang broeit onder spanningen.
Deze ontwikkelingen vinden plaats tegen de achtergrond van twee oorlogen waaraan de VS aanzienlijke financiële steun verleent: Oekraïne en Gaza. Met een door het amrikaanse congres goedgekeurde hulppakket van meer dan 95 miljard dollar, inclusief steun voor Oekraïne, Israël en Taiwan, blijven de toch serieuze twijfels over de betrouwbaarheid van de VS als partner in deze onzekere tijden.
De impact van deze militaire machtvertoning wordt echter verzwakt door de financiële onzekerheid waarmee Amerikaanse bondgenoten kampen. Een brief van de leiders van de Pacifische eilanden Micronesië, de Marshalleilanden en Palau aan de Amerikaanse wetgevers drukt hun bezorgdheid uit over de vertraging van Amerikaans hulpgeld, dat cruciaal is in hun strijd om niet onder de invloed van de Chinese Communistische Partij te vallen.
Dit alles vindt plaats tegen een achtergrond van toenemende spanningen in de Zuid-Chinese Zee, waar confrontaties tussen Chinese en Filipijnse schepen mogelijk wijzen op een naderende confrontatie die Amerikaanse militaire interventie zou kunnen noodzaken.
De inspanningen van president Biden om militaire kracht te tonen, worden zo in perspectief geplaatst door de groeiende noodzaak om ook economische en financiële steun te bieden aan bondgenoten, in een tijd waarin de VS te maken heeft met eigen binnenlandse uitdagingen en wereldwijd met groeiende rivaliteit.