Het Comité Christelijke Kerken (CKC) en de IRIS (Interreligieuze Raad in Suriname) de bevolking opgeroepen om het hoofd koel te houden te midden van oplopende politieke spanningen. Deze oproep kwam als een reactie op de angst dat onrust zou kunnen ontstaan met als doel vervroegde verkiezingen af te dwingen. Parlementariër Melvin Bouva werd om zijn mening in de media en bekritiseerde opvallend genoeg de interventie van religieuze leiders in de politieke arena.
De reactie van Bouva, vooral gericht op het idee dat kerkleiders zich zouden moeten beperken tot gebed en spirituele steun, zonder publiekelijk politieke standpunten in te nemen, heeft voor aanzienlijke discussie gezorgd.
David, een regelmatige kerkganger, vindt de opvattingen van Bouva hypocriet. Hij wijst op het verleden, toen de politieke partij DOE, in alliantie met een hele kerkgenootschap, deel uitmaakte van een coalitie met de NDP. Ook herinnert hij eraan dat André Misiekaba als pastoor diende, en zijn politieke rol volgens David destijds niet ter discussie stond.
Het lijkt erop dat Bouva’s bezwaar tegen de betrokkenheid van religieuze leiders bij politieke vraagstukken een selectief geheugen onthult, waarbij dergelijke interventies aanvaardbaar waren wanneer ze in het voordeel waren van zijn eigen politieke affiliaties. Het roept vragen op over de consistentie van politieke standpunten en over de rol die religie zou moeten spelen in een land als Suriname, waar kerk en staat traditioneel gescheiden zijn maar tegelijkertijd nauw met elkaar verweven.
David benadrukt dat de roep om spirituele steun en leiding een essentieel aspect blijft van het dagelijks leven voor veel Surinamers, ongeacht de politieke situatie. Dit maakt de commentaren van Bouva des te controversiëler binnen een gemeenschap die waarde hecht aan zowel spirituele als maatschappelijke harmonie. Het lijkt dat Bouva, in zijn kritiek op de recente oproep van het CKC en de IRIS, niet alleen de diepgewortelde tradities en het geloof van het Surinaamse volk ondermijnt, maar ook de mogelijkheid negeert van een constructieve rol van religieuze leiderschap in het bevorderen van vrede en stabiliteit.