Het is een zeer positieve zaak dat de regering 50 miljoen SRD vrij heeft gemaakt voor het geven van vaktrainingen over het gehele grondgebied van Suriname. Vaktrainingen zijn soms een laatste reddende kans voor mensen die niet aan de bak kunnen op de arbeidsmarkt. Die zitten dan werkloos thuis of ze zitten in een functie die niet overeenkomst aan hun aspiraties.
Suriname heeft een decennialang opererende vakschool waarover positieve geluiden zijn in de samenleving. Honderden werkzoekenden hebben een goede kans gehad en hun economisch leven op het juiste spoor kunnen zetten. Met Covid en de economische crisis, de dubbele crisis, zijn bedrijven ten gronde gegaan en zijn velen in de wereld ook werkloos geworden. De noodzaak is wereldwijd geconstateerd dat meer dan voorheen mensen moeten worden getraind zodat ze in nieuwe bedrijven en nieuwe branches hun brood kunnen verdienen. De sectoren verschillen tussen de districten in Suriname en daarom moet de focus verschillend liggen in de verscheidene gebieden. Het is een goede zaak dat in de districten vaktrainingen worden gegeven. Suriname kent een min of meer gecentraliseerde administratie waardoor diensten van de overheid geconcentreerd blijven in en rondom het bestuurscentrum. De beroepsbevolking wordt klaargestoomd in de schoolbanken, maar niet alles gaat door het formeel onderwijs. Een heleboel mensen wereldwijd leren hun skills via beroepsonderwijs in vakscholen die bijvoorbeeld niet onder het ministerie van Onderwijs vallen. Dat kan zijn publiek en ook privaat.
Binnen de VN werken de IAO en de Unesco samen om regeringen te helpen met hun vakscholingsprogramma’s. Ook in Suriname is dat het geval, zoals we dat regelmatig vernemen via berichten van de overheid. Er zijn ontwikkelingen op macroniveau geweest tijdens de eerste decennia van de 21e eeuw die een een aanzienlijke impact hebben op de manier waarop vakscholings-beleid wordt besproken en uitgevoerd. De eerste van deze invloedrijke veranderingen is technologische vooruitgang. Technologie stimuleert en vereist een transformatie in de manier waarop vakscholingspersoneel haar rol vervult. Net als bij het algemeen onderwijs wordt van het vakscholingspersoneel verwacht dat zij de nieuwste technologie integreren in praktijk in de klas om leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op een leven buiten het onderwijs. Dit wordt vaak gezien als een kans om de toegang, kwaliteit en gelijkheid in de klas te vergroten. Dit omvat de noodzaak om afstandsonderwijs aan te bieden en online vakscholing, simulaties van praktisch werk en een grotere individualisering van leren door middel van flexibele technologieën.
Technologie dwingt ook tot een transformatie in het soort werk dat vakscholingspersoneel moet doen, studenten voorbereiden op de vaardigheden die centraal staan in de curricula. De vaardigheden van het personeel ondergaan een voortdurend aanpassingsproces als gevolg van technologische vooruitgang. Dit heeft twee grote uitdagingen voor vakschoolleraren met zich meegebracht. Ten eerste de druk studenten kennis bij te brengen over de nieuwste technologische ontwikkelingen in het technische vak. Dit geldt vooral voor ontwikkelingslanden als Suriname. De VN benadrukt als voorbeeld dat Mozambikaanse klaslokalen waar vakschoolleraren met krijt apparatuur tekenen om studenten vertrouwd te maken met nieuwe industriële apparatuur die de docenten zelf hebben nog nooit gezien.
Veranderingen in de aard van het werk hebben ervoor gezorgd dat de curricula meer op competenties zijn gebaseerd. Leraren zijn gedwongen om zowel traditionele technische vaardigheden als andere overdraagbare vaardigheden te ontwikkelen, zoals kritisch denken, probleemoplossing en creativiteit. Een verdere druk van dit soort wordt verwacht met de opkomst van de kunstmatige intelligentie (AI) revolutie. Er wordt geschat dat dit in 2030 in tenminste ongeveer 60 procent van de beroepen zal gebeuren. Een derde van de samengestelde activiteiten zou geautomatiseerd kunnen worden. Het aanpassingsproces en potentiële productiviteits- en innovatiewinsten zullen worden belemmerd als onderwijssystemen niet de vereiste vaardigheden kunnen leveren. Dit wordt nog verergerd door het complexe proces van het voorspellen van de vaardigheden die vereist zijn voor onbekende banen.
De ontwikkeling van capaciteiten ter voorbereiding op deze transformaties is daarom van cruciaal belang. Nieuwe vaardigheden en nieuwe combinaties van vaardigheden moeten worden bevorderd om de “beste vorm van complementariteit tussen mensen en kunstmatige intelligentie”. Dit omvat academische vaardigheden, digitale vaardigheden en andere cognitieve overdraagbare vaardigheden. Door deze meer algemene vaardigheden te ontwikkelen, kunnen werknemers zich flexibel aanpassen aan de technologische ontwikkelingen veranderen en hun mobiliteit vergroten.
De leraar is belangrijk dus, het curriculum, zicht op de toekomstige wereld van werk en de ontwikkeling van de economie en de integratie van IA en andere technologie, maar bovenal ook de flexibiliteit om op te staan na crises.
Dat geldt ook voor Suriname, dat niet bespaard is van crises achter elkaar. In de recente stukken van de Unesco wordt de Caribische vakschoolorganisatie Canta gebracht als een voorbeeld van leiderschap, bijvoorbeeld op het gebied van levenslang leren. Suriname moet van dit Caribisch voorbeeld profiteren.